Jeroen Straathof is Mister Olympische Spelen
Jeroen Straathof is de enige sporter ter wereld die uitkwam op de Zomer- en Winterspelen en de Paralympics.
Je bent uniek.
Ja, dat schijnt. Mijn dochter van zes vroeg mij vanmorgen vroeg wat ik ging doen. Toen ik zei dat ik geïnterviewd werd omdat ik op alle drie de Olympische Spelen actief ben geweest vond ze dat wel grappig. Bij haar begint nu het besef te komen dat haar papa vroeger sporter is geweest.
Video: Wat weet Jeroen Straathof eigenlijk van de Olympische Winterspelen?
Je eerste Olympische Spelen waren ook wel erg lang geleden.
Ja, dan moet je een tijdje terug, haha. Dat was in 1994. Ik heb genoten in Lillehammer, maar eigenlijk kwamen die Spelen net te vroeg. Ik was twee jaar daarvoor wereldkampioen bij de junioren geworden en had net mijn eerste jaar bij de senioren achter de rug. Ik plaatste me ten koste van Ids Postma via de skate-off in Davos. Het kwam een beetje als een verrassing. Ik werd negende op de 1500 meter. Dat was echt mijn afstand. Twee jaar later werd er voor het eerst een WK Afstanden gehouden en werd ik wereldkampioen. Maar ik kwalificeerde me niet voor de Olympische Spelen van Nagano in 1998.
Daarna deed je als baanwielrenner mee op de Paralympics en de Olympische Spelen. Ben je meer een wielrenner of toch een schaatser?
Dan toch wel het laatste. Ik noem me zelf een wielrennende schaatser. Wielrennen is meer een gevolg van het trainen voor het schaatsen. Dat ik in Sydney uitkwam op de Paralympics en in Athene op de Zomerspelen was eigenlijk een samenloop van toevallige gebeurtenissen.
Leg uit.
Mijn vrouw Evelyn won met de rolstoelbasketbalsters zilver op de Paralympics van Atlanta in 1996 en ik was bij de huldiging. Daar kwam ik Jan Mulder tegen, een baanwielrenner met een visuele beperking. Het klikte en later vroeg hij of ik met hem wilde trainen en toen zijn we een paar keer gaan fietsen. Nadat ik Nagano had gemist belde Jan me. Zijn timing was perfect. Hij zocht nog een piloot en vroeg of ik met hem naar de Paralympics wilde. Dat leek me wel wat. We werden tweede op het WK in Colorado in 1998 en in 1999 werden we Europees kampioen in Frankrijk. We waren dan ook huizenhoog favoriet voor de Paralympische Spelen in 2000, ook omdat Jan in Atlanta al olympisch kampioen was geworden, en maakten die favorietenrol waar op de achtervolging.
Hoe is het om op een racefietstandem te zitten?
Compleet anders dan op een gewone tandem. Jan trapte harder dan ik. En de fiets was een doortrapper. Dat betekent dat je een vaste versnelling hebt. En als je je benen stilhoudt, sta je meteen stil. En als je achteruit trapt, ga je achteruit.
Maar officieel was je toen nog steeds schaatser?
Ja, want het paste in mijn schema. Het trainen van de 500 meter sloot aan op het baanwielrennen. Je werkt met hetzelfde bereik. Het was nuttig en leuk en prima te combineren in aanloop naar Sydney. Daarna stortte ik me weer op het langebaanschaatsen. Maar er was meer concurrentie bijgekomen en je had de klapschaats waarmee ik niet goed overweg kon. Nadat ik me niet kwalificeerde voor Nagano, liep ik ook Salt Lake City mis. In 2001 besloot ik te stoppen met schaatsen. Daarna ben ik gaan reizen door Botswana, Ghana en Zuid-Afrika. Daar kwam ik Jan weer tegen en via hem kwam ik bij de achtervolgingsploeg terecht. Ik wilde blijven sporten en trainde mee. Dat ging zo goed dat ik met ze meekon naar de Zomerspelen van 2004 in Athene.
Wat zijn je mooiste Spelen?
Pff, daar kan ik echt niet uit kiezen. Lillehammer blijft speciaal omdat het mijn eerste was en ik me schaatser voel. Maar met Jan was het ook fantastisch. Het was altijd pret met hem en we pakten goud. En om de Zomerspelen mee te maken was ook heel speciaal. We werden vijfde in een nieuw Nederlands record. Toch had de buitenwacht meer verwacht, omdat we op het WK vierde waren geworden. Maar veel andere landen waren op dat toernooi niet aanwezig. Toch werd er een medaille verwacht, maar dat was niet realistisch.
Wat is volgens jou het grootste verschil tussen de Paralympics en de reguliere Spelen?
De eetzaal. In Lillehammer zaten we met de Nederlandse ploeg in een muziekschooltje. Erg gezellig, maar ook afgesloten voor de rest van het olympische dorp. De andere atleten zag ik alleen soms bij het eten. Het was allemaal erg kleinschalig, het Holland Heineken House bestond toen nog niet. Ons entertainment bestond uit videobanden kijken. Maar toen ik in Athene voor het eerst de eetzaal binnenkwam had ik echt iets van: wow, dit is groot. De Paralympics zijn trouwens groter dan de Winterspelen. Tenminste, als ik Lillehammer vergelijk met Sydney. Ook weer een grotere eetzaal, haha. In mijn beleving waren er bij de Paralympics meer toeschouwers en ook meer media. Een ander verschil is dat de Paralympics georganiseerd worden door het Internationaal Paralympisch Comité en niet door het Internationaal Olympisch Comité. Deelname wordt belangrijker gevonden dan het winnen. Daarom zijn er ook zoveel disciplines, zodat ieder land mee kan doen. In Nederland ligt de focus op presteren, daarom doen wij ook niet op ieder onderdeel mee. We hebben een minder grote ploeg. Maar de sporters die gaan, die hebben dan ook echt wat te zoeken op de Paralympics en komen om te presteren.
Nederland benadert de Paralympics dus anders dan andere landen?
Ja, wij koppelen de sporten en de sportbonden aan elkaar. Eerst vielen de sporten voor mensen met een beperking onder de Nederlandse bond voor aangepaste sporten (Nebas). Maar nu is bijvoorbeeld de wielerunie ook verantwoordelijk voor mensen met een beperking die willen fietsen. Nederland is hierin een voorloper, maar wereldwijd bestaat die scheiding nog steeds. Binnen de IPC zijn wel geluiden om ook die koppeling te maken, maar dat stuit in bestuurlijke kring op weerstand.
Waar heb je het meest naar uitgekeken voor Pyeongchang?
Natuurlijk het schaatsen, maar vooral naar het shorttracken. Ik ben nu voorzitter van de shorttrackvereniging en mijn vier dochters shorttracken allemaal. Ze vinden het jammer dat alles onder schooltijd is, dus wij volgen het allemaal op uitzending gemist.
Wilden je dochters niet op langebaanschaatsen?
We wonen in Leiden en ik plaats mijn vraagtekens bij de veiligheid van de langebaan hier. Direct om de ijshockeybaan zit een 180 meter baan met harde houten boarding. Daar is Evelyn ook gevallen en invalide geworden. Als je een beetje snelheid krijgt is de kans groot dat je tegen die boarding knalt. Bij shorttrack heb je die gevaarlijke boarding niet. En het feit dat ze eerder met shorttrackles konden beginnen speelde ook mee. En shorttrack is perfect om een goede techniek te krijgen. Waarom leren we kinderen schaatsten op een 400 meter baan? Kinderen hebben niks aan die ruime bochten en al die rechte stukken. Je bent alleen maar heen en weer aan het schaatsen. Het overstapje leer je zo niet.