De man die Ajacieden sneller en beter laat lopen
Troy Douglas wijst vanaf de kleine tribune op trainingscomplex De Toekomst naar jeugdspelers die een partijtje doen. „Kijk even naar die jongens. Over hun voetbalkwaliteiten hoeven we het niet te hebben. Er zijn maar weinig jongens van hun leeftijd die dat met een bal kunnen. Kijk: tik, tik, tik. Maar zie je die slappe voeten? En dat ze niet vanuit hun heupen bewegen? Dat is niet erg, want die jongens zijn pas 10 jaar oud en zijn nog niet eens aan hun puberteit begonnen. Hun lichaam is nog niet ontwikkeld. Als ze iets ouder zijn, een jaar of 15, maak ik hun heupen en voeten sterker, zodat ze makkelijker kunnen wegdraaien en doorversnellen. In hun bewegingen moeten ze synchroon worden”, zegt Douglas terwijl hij achtereenvolgens op zijn voet, heup en schouder tikt.
Ondanks dat de jochies nog alle tijd hebben om hun lichaam te laten ontwikkelen, ziet Douglas dat een van nature goede motoriek vaak ontbreekt. „Ze missen een basis omdat ze niet meer buitenspelen. Als ik zeg dat ze in een boom moeten klimmen, hebben ze geen idee hoe dat moet. Mijn oefeningen zijn dan ook voor een groot deel gebaseerd op buitenspelen. Aan takken hangen, een heuvel op rennen, met een stenen gooien, noem maar op; dat is allemaal goed voor de motoriek.”
Petje
De talenten uit de jeugdopleiding lopen weg met hun sprinttrainer. Als Douglas bij het logo van Ajax poseert voor onze fotograaf, slingeren ze de ene na de andere opmerking naar zijn hoofd. ‘Lekker hoor, topmodel’, ‘Wel een beetje lachen, Troy’, ‘Zo zo, populair hoor!’ Douglas ligt in een deuk om de opmerkingen van zijn pupillen uit A1. Als een van de spelers op de parkeerplaats zijn petje opzet, slaat Douglas verbaal terug. „Zet je petje eens af!” Hij krijgt als repliek dat spelers buiten de hekken van De Toekomst mogen doen wat ze willen. „Haha, true story. Tot donderdag jongen!”
Ondanks het enorme leeftijdsverschil is de 54-jarige Douglas zeer geliefd bij de jonge gasten. Zijn brede glimlach en bulderende lach spelen daarbij een belangrijke rol. „Vroeger zeiden mensen in de atletiekwereld dat ik een goede motivator was. Fuck off, ik ben geen Emile Ratelband, dacht ik toen, haha. Inmiddels weet ik dat ze gelijk hebben. Ik train altijd met een glimlach op mijn gezicht en ga uit van het positieve. Je hoeft niet bang te zijn om een fout te maken. Als je een fout maakt, kom je weer een stukje dichterbij perfectie omdat je op zoek kan naar een oplossing.”
Zo gaat hij ook te werk met de spelers van het eerste elftal. Als de training onder Marcel Keizer erop zit, gaat Douglas individueel met iemand aan de slag. Bijvoorbeeld met Hakim Ziyech die na de eerste wedstrijden van dit seizoen het verwijt kreeg te vaak over het veld te sjokken. „Nou en!? Hij is zo ongelooflijk wendbaar! Als je naar zijn heupen en schouders kijkt, danst Hakim gewoon over het veld. En hij is fit hè? Hij heeft een grote motor, maar soms is de benzine iets te snel op omdat hij de auto niet altijd even goed bestuurt. Ik help hem efficiënter te lopen, waardoor hij nu meer nuttige meters maakt. Ook bij balverlies. Toen ik op die manier met hem bezig was, zei hij op een gegeven moment: Troy, dit is wat ik nodig had! Geweldig toch?”
Biertje
Het is niet de eerste keer dat Douglas met voetballers werkt. Tien jaar geleden trokken Edgar Davids en Klaas-Jan Huntelaar uit zichzelf bij hem aan de bel om hun loopwerk te verbeteren. „Edgar was al ongelooflijk sterk en snel in de kleine ruimte. Wegdraaien en dan – bam – weg! Maar dat was niet genoeg, vond hij. Vanuit die positie wilde hij ook kunnen dóórversnellen. Ik heb destijds veel research gedaan naar wat de beste methoden zijn om dat te bereiken. Nu ik bij Ajax zit, is die ervaring goud waard voor mij. Toen ging het om twee voetballers, nu werk ik met Justin Kluivert, Matthijs de Ligt, David Neres en noem iedereen maar op. Alsof de doos van Pandora is opengegaan voor mij. Poef, poef, poef. En dan mag ik ook nog aan de slag met Jong Ajax, de A-tjes en de B-tjes. Ajax is voor mij een snoepwinkel! Als ik zie dat de jongens het oppakken en de atleet in zichzelf ontdekken, ga ik lachend naar huis en trek ik een biertje open.”