Ben Saddik: Ik vocht in Japan, terwijl ik kanker had
Jamal Ben Saddik is een kind van Borgerhout, een achterstandswijk in Antwerpen die in de volksmond ook wel ‘Borgerokko’ wordt genoemd. Veel hangjeugd, veel werkeloosheid, veel problemen, weinig toekomst. „Veel jongens eindigen in de criminaliteit”, zegt de Belgisch-Marokkaanse kickbokser die door zijn vader naar de plaatselijke gym werd gesleurd. „Ik wilde niet, maar mijn vader wilde niet dat ik op straat zou rondhangen.”
Dat de straat inderdaad levensgevaarlijk was, ondervond Ben Saddik toen hij als tiener een ruzie probeerde te sussen. „Een typisch gevalletje ‘wrong time, wrong place’. Normaal blijft het bij wat duw- en trekwerk. Wapens werden nooit gebruikt. Maar nu trok iemand een pistool en schoot op mij. Ik was de grootste van de groep, de schutter zal zich bedreigd hebben gevoeld. Ik hoorde de knal, maar voelde niks. Heel raar. Maar op een gegeven moment werd mijn been steeds slapper. Ik keek naar beneden en zag dat mijn gele fluorsneakers helemaal rood waren geworden. Bleek dat-ie me had geraakt in mijn linkeronderbeen. De kogel is er in- en uitgegaan en heeft niks beschadigd, ik heb geluk gehad.”
Ben Saddik is zijn vader nog steeds dankbaar. Kickboksen heeft voor de broodnodige discipline gezorgd in zijn leven. Nu nog de glorie. Deze week hoopt ‘Goliath’ te horen waar en wanneer hij het tegen Rico Verhoeven mag opnemen voor de wereldtitel. „Ik denk dat het december wordt”, zegt Ben Saddik die in 2011 een stormachtig debuut kende door diezelfde Verhoeven KO te slaan. Toen hij een jaar later als zestiende en laagst geplaatste vechter werd uitgenodigd voor het prestigieuze Grand Slam-toernooi in Tokio, het officieuze wereldkampioenschap, en daar derde werd door grootheden als Remy Bonjasky en Errol Zimmerman tegen het canvas te slaan, leek de wereldtitel een kwestie van tijd voor het toen 21-jarige vechterstalent. Maar het liep anders.
Ontkenningsfase
„Ik vocht in Japan, terwijl ik kanker had”, blikt Ben Saddik terug. „En niemand die het wist, behalve mijn familie en vrienden. De eerste paar weken zat ik in de ontkenningsfase. Ik wilde het niet toegeven, kon er niet aan toegeven. Ik wilde die titel, ik wilde in Japan vechten. Dat was belangrijker dan gezond worden.”
Toen de diagnose schildklierkanker werd geconstateerd, stortte zijn wereld in. „Ik kon het niet geloven. Ik had altijd gesport, maar ineens werkte mijn lichaam niet meer. Mijn voeding was in orde, ik trainde twee keer per dag. Maar het ging niet. Ik werd snel moe, was minder explosief, liet mijn dekking zakken. Ik dacht aan een virusje, dat het wel over zou gaan. Ik probeerde te rusten, maar ik kon ook niet meer slapen. Ik ben lang een struisvogel geweest, stak mijn kop in het zand. Je wilt je toch niet laten kennen, hè? Maar op een gegeven moment ontkwam ik er niet aan om me te laten onderzoeken.”
Bij terugkomst uit Tokio ging hij meteen onder het mes en daarna volgde een chemokuur. Ruim anderhalf jaar lang lag hij eruit. „Het was een eenzame periode. Natuurlijk had ik het erover met familie en vrienden, maar voor de rest gaf ik er geen ruchtbaarheid aan. Praten is belangrijk, maar wel op de juiste momenten.”
Het was niet alleen zijn ziekte die door zijn hoofd maalde. Vlak voor vertrek naar Tokio reed Ben Saddik een fietser aan die door rood reed. „Ineens hoorde ik een harde klap. Ik had een oudere man aangereden. Ik stapte meteen uit de auto, zag hem verderop liggen en zag geen bloed. Ik dacht nog dat het mee zou vallen, maar toen ik bij hem kwam en hij nergens op reageerde, had ik door dat het foute boel was. De hulpdiensten waren gelukkig snel ter plaatse, maar zij konden hem helaas ook niet meer helpen. Het was niet mijn schuld, ik hield me aan de snelheid van 70 kilometer. Maar zoiets laat je natuurlijk niet los.”
‘Het gebeurt gewoon’
Hij vertelt zijn levensverhaal nuchter, Ben Saddik weet niet beter. „Ik ben een rustige jongen.” Beschoten worden, betrokken bij een dodelijk ongeluk en vechten tegen kanker, hoeveel kan het leven in petto hebben voor een 26-jarige? Zelf vraagt hij zich dat nooit af. „Wat mij allemaal overkomt, zie ik niet als pech, toeval of mijn lot. Het gebeurt gewoon. Als ik bid, vraag ik Allah nooit ‘waarom ik?’ Het heeft geen zin om je dat af te vragen. Ik moet ook door met mijn leven en het helpt niet als ik me steeds afvraag waarom zulke dingen mij overkomen. Ik accepteer wat er op mijn pad komt en bid voor vergiffenis.”
Bidden dat de kanker weggaat, doet Ben Saddik ook niet. Je vraagt immers geen dingen voor jezelf. „De laatste weken zit ik vaker in het ziekenhuis dan me lief is. De kanker is helaas nog niet weg, het is zelfs iets meer geworden. Maar of er opnieuw een operatie en een chemo moet volgen, is onduidelijk. Hopelijk blijft het stabiel tot het gevecht met Rico.”
Geen haast
Het lijkt alsof hij door de onzekere situatie omtrent zijn gezondheid haast heeft om met Verhoeven te vechten, maar Ben Saddik ontkent dit. „Nee, er zit geen extra haast achter. Het moet er nu gewoon van komen. Ik heb er lang op gewacht, nu al een jaar. Ik zie geen andere tegenstander die ik nog niet heb verslagen. Ik heb sinds mijn rentree iedereen gehad, ik verdien die titelstrijd.”
En daar doet Ben Saddik alles voor. Bijna dagelijks maakt hij het rondje Antwerpen, Breda, Amersfoort, Antwerpen. In Breda wordt hij onder handen genomen door zijn coach Nick Hemmers, in Apeldoorn doet Ben Saddik zijn krachttraining. Tel daarbij het veelvuldige hospitaalbezoek op en de agenda is overvol. „Maar het is geen opgave om me in een strak regime te storten. Dit is wat ik het liefste doe, buiten de bezoekjes naar het ziekenhuis natuurlijk, en dat blijf ik doen. Zelfs als er straks tegen mij gezegd wordt dat ik nog maar een jaar te leven heb.”
‘Rico weet die KO nog wel’
Jamal Ben Saddik heeft een dubbel gevoel bij Rico Verhoeven, het laatste obstakel op zijn pad om zijn droom te verwezenlijken. „Het kleinste obstakel”, lacht Ben Saddik die waardering heeft voor de manier waarop wereldkampioen Verhoeven het kickboksen naar buiten draagt. „Rico is een prima uithangbord voor Glory. Er hing altijd een waas van criminaliteit over het kickboksen, dat is nu anders. Daar moet ik Rico de credits voor geven. Maar ik vind hem geen goede vechter. Hij is calculerend, vecht voor de punten in plaats van de knock-out. Ik houd van explosieve vechters, ik wil actie in de ring zien. Rico is zo ver gekomen, omdat hij er keihard voor werkt. Ik waardeer dat, maar hij heeft geen talent. Ik zie liever een Badr Hari in de ring, dan weet je dat er iets gaat gebeuren. Rico kan iets rechtzetten, want hij heeft verloren van mij. Dat is hij echt niet vergeten. Als je knock-out wordt geslagen, weet je jaren later nog precies waar dat was en door wie. Reken maar dat dat door zijn hoofd spookt. Hij lachte ook een beetje ongemakkelijk toen ik hem uitdaagde. Hij weet wat er is gebeurd in 2011, maar sprak er niet over. Hij had het alleen maar over het gevecht dat ik net had gehad en dat-ie dat slaapverwekkend vond. Ik weet niet of je hem in actie hebt gezien tegen Ismael Lazaar? Dat was pas slaapverwekkend. Hij is de wereldkampioen, dan hoor je zo’n Lazaar toch in de eerste of tweede ronde KO te slaan? Ik vind hem een onwaardige kampioen.”