Stapavonden waren het geheim van kampioensploeg 1999
De spelers en trainers die in het seizoen 1998/1999 kampioen werden, kunnen na komende zondag waarschijnlijk niet meer zeggen dat ze de laatsten waren die de landstitel met Feyenoord pakten. Daarom blikken we nog één keer met ze terug op een seizoen, dat voor een groot deel in de kroeg werd doorgebracht.
Het begon al in de voorbereiding. Tijdens het trainingskamp in Doorwerth slopen de spelers van Feyenoord op de eerste avond naar buiten om de bloemetjes buiten te zetten. Hop, de kroeg in! In de zomer van 1998 hadden ze geen last van mensen met mobieltjes die hun stapgedrag op Twitter of Snapchat gooiden. Ze konden onbezorgd hun gang gaan zonder dat de buitenwereld daar iets van meekreeg.
Bosjes
Trainer Leo Beenhakker was echter ervaren genoeg om direct door te hebben dat er ’s avonds en vooral ’s nachts de nodige alcohol werd genuttigd. „Wij liepen nietsvermoedend het hotel uit en toen kwam ineens die bak van Don Leo voorbijrijden”, herinnert Patrick Paauwe zich als de dag van gisteren. „Wij doken de bosjes in, maar hij heeft ons ongetwijfeld gezien. De trainer wist heel goed hoe het werkte en zag het door de vingers. De ochtend erna liepen de jongens die op stap waren geweest voorop tijdens de training. Ik denk dat Leo dat toen fantastisch vond, hij wist dat het goed zat.”
De korte nacht en kater hadden zelden een negatief effect op de benen van de spelers, zegt Ullrich van Gobbel. „We hadden heel veel gangmakers in de ploeg en gingen niet bepaald vroeg naar huis. Om een uurtje of twee begon het zo’n beetje voor ons. Maar de volgende dag stonden we gewoon om 10:00 uur op het veld om te knallen. Als ik nu op stap ga, heb ik twee dagen nodig om te herstellen, maar toen waren we nog jong en fris om na een korte nacht keihard te trainen. Daar begint het allemaal mee hè? We vormden altijd een geheel, zowel buiten als op het veld.”
Bovendien was de lichaamsbeweging een goede manier om de alcohol uit het bloed te lopen, zegt Paauwe. „Daarom gingen we juist extra tekeer op het veld. Dat heb ik de rest van mijn carrière ook altijd gedaan. Niet dat we het elke week veel te gek maakten, maar die ontspannen uitjes kwamen een team alleen maar ten goede. Of je nu om de titel strijdt of tegen degradatie; een ploeg heeft dat nodig.”
Met gangmakers als Jean-Paul van Gastel, Kees van Wonderen, Ullrich van Gobbel, Henk Vos, Bert Konterman, Paul Bosvelt en Peter van Vossen gingen de Feyenoorders gedurende het seizoen dan ook vrolijk door met hun stapavonden. Ook toen het kampioenschap in het vizier kwam.
„Wij deden het licht uit in de Skihut en de Baja Beachclub”, zegt Konterman met een lichte vorm van trots. „Die tenten gingen meestal om een uurtje of vier dicht, maar dan gingen we nog ergens naar een afterparty en daarna toch maar een keer naar huis. Ik woonde in het centrum, net als een paar andere jongens, dus konden we na een competitiewedstrijd gemakkelijk nog ergens een biertje pakken. Weet je nog die spectaculaire wedstrijd bij De Graafschap, die we met 4-3 wonnen? Toen gingen we bij terugkomst in Rotterdam nog even het stadje in, haha.”
Zijn ex-ploeggenoot Paauwe moet lachen als hij hoort wat Konterman over de feestavonden heeft verteld. „Bert was vaak ver weg, want hij was weinig gewend. Hij wist niet wat hij dat jaar meemaakte. Hij was zo gelovig als wat en mocht niet drinken, hij deed nooit iets. Maar dat seizoen is hij helemaal van het padje geraakt, haha.”
Hechtere groep
Konterman merkte nu eenmaal dat het goed was voor de teambuilding. In het hedendaagse voetbal mist hij dat soms. „De tijden zijn nu eenmaal veranderd en spelers gaan niet meer elke week met elkaar naar de kroeg. Maar je moet als groep veel dingen met elkaar blijven doen, dat is cruciaal. Anders kom je niet tot een teamprestatie op het veld. Onze stapavonden zorgden voor een hechtere groep, dat staat voor mij als een paal boven water.”
Henk Vos bestempelt het zelfs als ‘de kracht’ van het kampioensteam. „Het was een fantastische tijd. We wisten wat wij van de trainer mochten. Als we als een natte krant zouden trainen, waren we waarschijnlijk in de problemen gekomen, maar dat deden we niet. Dus konden we vaak onze gang gaan ’s avonds.”
Met die achtergrond moest het dus wel een weergaloos kampioensfeest worden na alle officiële momenten die horen bij het behalen van de landstitel. Toen de huldiging op de Coolsingel erop zat, reden de kersverse kampioenen naar café De Pimpelaar in Barendrecht.
„Bosvelt had dat geregeld, want die woonde daar om de hoek”, weet Konterman nog. „Ik weet nog dat er een buffetje voor ons klaarstond, maar verder herinner ik me bijna niets meer. Ik zie soms foto’s voorbijkomen… Van die momenten weet ik echt helemaal niets meer. In de dagen erna moest ik me met een aantal ploeggenoten bij Oranje melden. Daar heb ik een foto van, haha, je weet niet wat je ziet. Die is afschuwelijk! Ik had mijn lenzen uit en een brilletje opgezet, mijn stropdas zat los, noem maar op. Hetzelfde gold voor Van Gastel en die andere jongens. Dat was een lekkere binnenkomer.”
Het weekend na het kampioenschap werkte het feest nog altijd door bij de Feyenoorders, die in Amsterdam met maar liefst 6-1 op de broek kregen van Ajax. Konterman: „Ik was toen gelukkig geschorst en zat thuis op de bank met mijn vriendin. Ik had best medelijden met de jongens op het veld. Maar ach, wat kon ons het schelen. Wij waren kampioen!”