De laatste
Nee natuurlijk wil ik niet dood maar om de één of andere reden schijnt iedereen te denken dat ik door deze plek te accepteren mijn doodvonnis getekend heb. Of tenminste mijn mond zal houden. Mijn mond houden? Waarover? Waarom? Niet meer zeggen of schrijven wat ik denk?
Met voorgaande alinea begon ik op 5 november 2005 als columnist bij Metro, de krant met het hoogste aantal lezers on- én offline. Waar Theo van Gogh mijn leven redde door me de kans te geven om te ontsnappen aan een corporate carrière, redde Metro mijn leven door me de kans te geven mijn schrijftalent te ontwikkelen en me te mengen in het maatschappelijke en publieke debat.
Veertien jaar heb ik kunnen zeggen en schrijven wat ik denk. Veertien jaar heb ik mogen genieten van alle ups (jullie) en downs (Nederturken, kut-Mocro’s, haatdragend en middelmatig Hilversum) die het columnistenschap met zich meebrengt. Alleen blonde meisjes met blauwe ogen geloven dat uppers altijd komen in de vorm van applaus. De ware columnist weet dat juist de downers de reden zijn om elke dag weer op te staan en te doen wat je intrinsiek moet doen: columns schrijven.
Op mijn plek in Metro na ging een columnistencarrière aan mij voorbij. Voor de Saskia Noorts, de Roos Schlikkers en de Sylvia Wittemans is in élk medium plek om hetzelfde zelfvoldane ‘o zo herkenbare’ dertien in een dozijn huiselijk drama op te pennen. Hetzelfde geldt voor de mediapersoonlijkheden met de buitenlandse namen, of ze nou Jinek, Ekiz, Moussaid of Akyol heten. Blond zijn is een business model, allochtoon zijn ook.
Ik heb er geen boterham minder om gegeten of reis minder om gemaakt, maar krom was het wel. De eindredacteur van WNL die me anderhalf jaar geleden toebeet dat ik me ‘moest bewijzen’ en ‘niet op haar netvlies stond’. De redacteur die me toebeet dat ik ‘geen recht op een panelplek’ had. Nee, maar een Parool-scribent (oplage 40.000), een Volkskrant-man (oplage 200.000) en NRC-meisjes (nog geen 150.000) wél? Mensen met een positie in de media beledigen daarmee niet mij, nee. Ze beledigen júllie, mijn lezers. Belastingbetalers die zich niet vertegenwoordigd zien of horen op RTV.
Mijn minachting voor bepalend Hilversum is groot; zoals mijn respect voor zakkenvullend Hilversum dat ook is. Helaas zijn het dezelfde mensen.
Na veertien jaar eindigt mijn periode bij Metro – niets is voor eeuwig. Als budgetten opraken, is het tijd om de dure posten eruit te snijden; dat heet leven. Columns schrijven voor jullie was wat made me tick, zowel op een doordeweekse dag als tijdens mijn landarrest in Turkije. Laat ik duidelijk zijn: jullie, júllie, mijn Metro-lezers hebben mij teruggekregen uit Turkije door druk te zetten op politiek Den Haag. Intens, onbeschrijfelijk dankbaar ben ik jullie daarvoor. Door jullie heb ik mijn leven terug.
En natuurlijk zal ik blijven schrijven. Op ebruumar.nl en via ebruumar.backme.org blijf ik te lezen. Voor iemand die begonnen is op de website van Theo van Gogh, is „de internetachtige constructie” altijd een safe haven gebleven.
Nee natuurlijk wil ik niet dood.
Jullie houden me in leven.
Dank. Jullie. Wel.