Het komt wel goed
Het komt wel goed. Voor hoe lang en hoe vaak kun je dat zeggen? Als je het te vaak zegt, dan is op een bepaald moment de waarde ervan verdwenen, er vanaf gesleten. Als je het nooit zegt, zal het ook nooit goed komen.
‘Het komt wel goed’, zeg ik tegen haar. We hebben ruzie. We weten allebei eigenlijk niet eens meer waarom. Of nouja, dat weten we misschien wel, maar we durven het niet uit te spreken. De beerput zou open moeten, maar we houden ’m allebei dicht. Het zal ook echt wel goed komen, want we houden nou eenmaal van elkaar, maar nu is het even niet goed. Dus we zeggen dat het wel goed komt, daar geloven we dan maar in.
Ik spreek er met een vriend over op een terras. ‘We hebben ruzie om niks’, zeg ik. ‘Maak het dan goed’, zegt hij terug. Alsof dat zo makkelijk gaat als dat je het zeggen kan. ‘Ik durf soms niet te zeggen dat ik haar vreselijk vind, dat ik haar niet kan uitstaan’, leg ik uit. ‘Dan is het duidelijk dat je om haar geeft’, zegt de vriend. Ik knik zonder echt te begrijpen wat hij zegt.
Later thuis denk ik daar nog eens over na. Ik geef ontzettend veel om haar, inderdaad. En hoe meer ik er over nadenk, wat die vriend tegen me zei, weet ik steeds meer waarom ik heb gezegd dat het wel goed gaat komen. Het is omdat áls je van iemand houdt, de basis er altijd is. De fundamenten zijn gelegd, wat er dan verder allemaal gebeurt, dat maakt niet uit. Ik ken gewoonweg al haar kanten nog niet. De muren die ze om zich heen heeft gebouwd, de verborgen kamers van haar hart, de duistere krochten van haar achterhoofd, ik moet ze nog leren kennen. En het doet misschien pijn dat ze niet zo perfect lijkt te zijn als dat ik dacht. Maar uiteindelijk maakt dat haar alleen maar meer om van te houden.
Het komt goed en het zal heus ook nog wel eens een keer niet goed zijn. Maar dat is oké. Want het komt altijd weer goed.