Gekaapte jongensboeken
Ongeloof. Vol verslagenheid staar ik naar de televisie, waar mannen in witte shirts feest vieren in een Nederlands stadion. Op een juichend vak ergens in een verre hoek na is het muisstil. De ogen van duizenden anderen staren glazig naar het veld. De mensen zoeken hun handen en stembanden voor een eervol applaus en emotioneel gezang. Een laatste saluut. Een dikke 24 uur later herhaalt 150 kilometer verderop zich hetzelfde scenario. Dit keer hebben de feestvierende mensen horizontale groene strepen op hun shirt. Verslagen kijk ik andermaal naar de televisie.
Het voelt bijna alsof mij als Nederlandse voetballiefhebber persoonlijk onrecht is aangedaan. Eerst gaat PSV er in de laatste minuut van de halve finale van Champions League af tegen AC Milan. Een dag later overkomt in de UEFA Cup AZ hetzelfde tegen Sporting Lissabon. Het zijn gruwelijke dagen voor het Nederlands voetbal, maar wel dagen om trots op te zijn. Er volgen veertien jaar vol hoogte- en dieptepunten, maar nooit was de desillusie van een fatale negentigste minuut zo groot. Tot woensdagavond het gevoel van die twee wedstrijden uit 2005 in een klap terugkomt.
Er werd al maanden gewerkt aan een groot jongensboek. Niet het jongensboek van Frenkie óf Matthijs. Maar het jongensboek van Frenkie én Matthijs. Én Donny. Én Daley. Én Hakim. Én Dusan. Een grote co-productie. Net zoals dat veertien jaar geleden het team van Mark, Phillip, Jan en Ji-Sung aan een verhaal werkte. Of zoals Kenneth, Barry, Denny, Stein en hun vrienden er destijds lustig op los penden. Het waren stuk voor stuk onwaarschijnlijke voetbalverhalen, die stuk voor stuk de grenzen van de fantasie overschreden. Geschreven met flair, bravoure en passie. Het publiek werd betoverd en meegesleept in hun avontuur, steeds weer reikhalzend uitkijkend naar een nieuwe episode. Uitverkochte druk na uitverkochte druk vloog de toonbank over. De schrijvers werden helden, op handen gedragen door scharen aan nieuwe fans.
Op een onbewaakt moment kwam de pen woensdag vrij. Frenkie, Matthijs en André wachtten op hun volgende briljante ingeving. Stiekem alvast een beetje genietend van het huidige succes. Lucas Moura, een bevlogen auteur wiens bijdrage tot dusver miniem was geweest, kwam vanuit het niets en herschreef in een mum van tijd de ontknoping van het jongensboek. Een crue plottwist in blessuretijd, die mij en miljoenen voetbalfans ontredderd voor de tv liet zitten.
Het was een déjà vu. Een kopie van de truc die Massimo Ambrosini en Miguel Garcia veertien jaar eerder al uithaalden. Dezelfde timing. Dezelfde desastreuse gevolgen. En alle drie hadden ze hun eigen vleugje van het onmogelijke. Moura maakte een zuivere hattrick met zijn verkeerde been, Ambrosini schreef zijn enige Champions League-doelpunt ooit bij, terwijl het voor Garcia zijn eerste en laatste goal in vier seizoenen Sporting Lissabon was. De jongensboeken waren gekaapt. Stuk voor stuk door minstens zo onwaarschijnlijke voetbalverhalen. Maar het zijn voor ons horrorverhalen geworden. Want in de jongensboeken van de topsport zitten ook altijd de zwarte bladzijden van de verliezer.