Carnaval Festival
Men zegt weleens dat alles voorbij Utrecht achtergesteld gebied is. Randstedelijke arrogantie, natuurlijk. En ik ben het er zeker niet mee eens. Maar deze week kwam mij zóveel nieuws van dusdanig ‘er mag ook helemaal niets meer’-niveau ter ore, dat ik bijna twijfel aan mijn eigen coulance.
Over dertig dagen is het carnaval en onder de rivieren is commotie ontstaan over hoe nou een beetje gezellig niet-kwetsend, maar als het kan tóch semi-racistisch verkleed te gaan. Is ook lastig. Gelukkig biedt een imagodeskundige-slash-coach-slash-inspirator (geen grap) uitkomst. ‘Verkleed met carnaval: Nazisoldaat mag niet, ‘bosneger’ mag wel’, kopt het nieuwsartikel waarin om haar advies is gevraagd. Nazisoldaat mag niet, ‘bosneger’ mag wel. Ik schrijf het twee keer. Dat het maar duidelijk is. Oh Nederland. Doe niet zo. „Als je geen publieke functie hebt, mag je met carnaval als bosneger verkleed”, aldus de imagodeskundige. „Maar een nazisoldaat gaat te ver. Bovendien is het veel leuker als je origineel en creatief verkleed gaat.”
Zoveel vragen.
Sinds wanneer is je verkleden als ‘bosneger’ wél origineel en creatief? En hoe moeten nazi’s (of anderszins racisten) nu verkleed dit jaar, mevrouw de imagodeskundige/coach/inspirator? Hun eigen uniform is blijkbaar uit den boze. Kortom: er mag ook helemaal niets meer in dit land.
Dat geldt ook voor een ander icoon in die contreien. In Kaatsheuvel vindt namelijk een heuse beeldenstorm plaats. Na 35 jaar past De Efteling attractie Carnaval Festival aan ‘de huidige tijdsgeest’ aan. Nu nog hebben de Afrikaanse poppen kroeshaar en een ring door de neus; de Aziatische variant is versierd met hazentanden en spleetogen. Gênant. Hoog tijd voor verandering dus! Mee in de vaart der volkeren! Maar nee, ook hier klinkt hetzelfde: er mag ook helemaal niets meer in dit land.
Als verslaggever van het KRO-NCRV-programma Jan Rijdt Rond ging ik een paar jaar geleden met een groepje vluchtelingen naar de Efteling. Ter kennismaking met de trots (en misschien zelfs wel de essentie) van ons mooie Nederland – en hun nieuwe thuis. Ik was als een kind zo blij. In de file naar het park, door de karakteristieke entree, tien keer verdwalen en dan… die eerste tatatatatatatatataaaa. Magisch! „This is the most famous Dutch theme park!”, begon ik enthousiast tegen de vluchtelingen. Ik zat naast de superlieve Amir uit Iran. „Are you ready for it?” Slechts vier maanden in Nederland en nu al in het iconische Carnaval Festival. De bofkont. „Do you like it?!” vroeg ik, vol verwachting, toen we bij de de Aziatische wereld aankwamen. Ik zag zijn hoogst sceptische blik. Oei. En bij Afrika zei hij: „It’s very childish” – aarzeling – „but it’s ok?”. Op het einde probeerde ik het nog één keer. Tegen beter weten in. Want ook ik kon het nu niet meer ontkennen. „And? Did you like it?!” Amir lachte beleefd, pauzeerde even, en sprak toen de woorden die langer in mijn hoofd zijn blijven zitten dan dat vervelende Carnaval Festival deuntje:
„It’s VERY Dutch.”
Ouch. Soms zie je de dingen ineens glashelder, als je ze door andermans ogen ziet.