De vliegjes
Door een vergeten stuk fruit, een bruine banaan, had ik fruitvliegjes in huis. Eerst benaderde ik ze met de vijandigheid die een mens van nature heeft voor vliegjes. Ik sloeg om me heen en probeerde ze op een onbewaakt moment heel laf van achteren dood te slaan. Maar dat draaide om in lichte affectie toen ik ze niet bleek te kunnen uitroeien.
If you can’t beat them, join them. Op momenten dat ik niets te doen had, observeerde ik hun gedrag. Er werd regelmatig geneukt op mijn keukentafel. De vliegjes, hoe klein en onbenullig ook, bleken er een gecompliceerd liefdesleven op na te houden. Druk tippelden ze achter elkaar aan, soms was er een duidelijke afwijzing van één kant, andere keren was er een enthousiaste wederzijdse bevestiging. Ik zag zelfs driehoeksverhoudingen en stiekem gedrag, eenzaamheid ook bij de afgewezen vliegjes.
Soms zag ik een vliegje lang stilzitten. Ik dacht te kunnen zien dat er dan nagedacht werd. Starend in de verte. Ik zocht er, romantisch als ik ben, een zekere intelligentie achter. Contemplatie. Het korte leven van een fruitvliegje, zo stelde ik me voor, kende allerlei onstuimigheid en beren op de weg. De verstandigere vliegjes wisten dat er soms een plan de campagne moest worden opgesteld om zo de ondernemingen allicht succesvoller te maken.
Er werd wat af gevlogen. Veelal in rondjes rondom waar de bruine banaan had gelegen. Als een soort van religieus ritueel, zoals heksen in een kring om een vuur heen dansen, vlogen de vliegjes hun rondes. Wat hun doel precies was, werd me steeds duidelijker. Ze hadden een bestaan gelijk het onze. Het begon, er was enige invulling, gelukte en mislukte liefdes en het hield weer op. Alsof er niets was gebeurd.
Ik had spijt van dat ik ze eerder achteloos had willen vermoorden. Ik besloot tot vreedzame co-existentie. De bruine banaan, de vliegjes en ik.