Morgen
Morgen gaan we sparen. Morgen zal ik gaan doen waar ik van droom. Dan zal ik de liefde leven die ik heb gedroomd. Morgen gaan we sparen. Morgen gaan we doen alsof we weten wat er nodig is om de toekomst aan te kunnen. Morgen. Alles is altijd maar morgen.
Er ging laatst iemand dood. Die had sowieso geen morgen. De begrafenis was duister en koud, want de dode was te jong. Dat we mensen, lichamen, waar we zo warm van gehouden hebben, in een kil en donker gat laten zakken, dat snap ik niet. Ik zag de kist zakken met een lied waarvan ik wist dat de dode er niks mee had. Je hebt niet alles in de hand, zeker niet wanneer je dood bent.
Ik wist van het lijk. Ik wist dat het lijk veel geld had. Veel geld en een huis. De zoons en dochters wisten dat ook. Je zag ze kijken, ze waren verdrietig, maar ook blij dat het ging gebeuren. De dood betekende het afbetalen van leningen, het bijvullen van spaarrekeningen. Ze hadden er, zichtbaar, allemaal lang op gewacht.
Morgen gaan we sparen. Toen mijn opa dood ging, had hij weinig over. Een paar duizend euro. Ik vond dat hij dat heel goed gedaan had. Een doodshemd heeft geen zakken. Als je dood bent, heb je niks meer aan je euro’s. En het gespuis dat na je komt, dat zoekt het zelf maar uit. Morgen gaan we sparen. Morgen ga ik eens kijken of ik ga sparen. Morgen.