De vieze fitgirl
Ik weet hoe bloedirritant ik ben. Als je tegen mij begint over neerslachtige buien, over een negatief zelfbeeld, over trauma’s of vage pijnen in rug, armen of handen is mijn antwoord: „Sport jij wel genoeg?”
Ik weet dat de bank een zachtere troost is dan de hardheid van een kettlebell als het leven je beknelt, maar als je toch nergens zin in hebt, kun je net zo goed iets doen waar je écht geen zin in hebt. Dat is althans mijn mening.
Al mijn sportmaatjes zijn afgehaakt. Ik heb inmiddels iemand moeten betalen om me gezelschap te houden in de gym. Dat is Mike, mijn personal trainer. Ik voel me heel erg Hollywood als ik dat zeg, maar in feite komt het erop neer dat hij naast me staat en zegt: „Meer. Verder. Harder. Tot je niet meer kan.” Dat doet hij heel erg goed. Een soort zoet gospel in mijn oren, moet ik toegeven.
Ik vind het niet cool dat ik een fitgirl ben. Ik schaam me als ik squats doe en de schoonmaker van de club is matten aan het desinfecteren. Waarom put ik me uit, terwijl ik ook iets zinvollers zou kunnen doen, zoals thuis mijn matten kloppen?
Cabaretier Micha Wertheim heeft de sportschool ooit omschreven als een kunstwerk om de totale zinloosheid van het leven te verbeelden. Je rent nergens naar toe, je tilt niks zinnigs op, je stompt geestelijk af door repetitieve bewegingen. Dit laatste is voor iemand die geneigd is alles te overdenken zoals ik, wèl een aanbeveling. Ik heb veel domme dingen geprobeerd om minder te denken. Sporten is daar de minst slechte van.
Vooruit, ik ben een fitgirl, maar ik heb een broertje dood aan de perfecte-paardenstaarten-meisjes die breed lachend push-ups doen. Ik sport in een vuile onderbroek en met klitten in mijn haren en over het algemeen, woedend. Ik scheld, ik zweet, ik kreun. Ik rol niet met een bal, maar met het hoofd van mijn vijand. Ik sla niet tegen een zak, maar tegen het patriarchaat. Ik heb altijd veel fantasie gehad.
Als ik mijn smoothie na het sporten bestel, komt de knagende gedacht altijd terug. Er bestaat een grote kans dat we hier over zestig jaar op terugkijken en denken: wat zijn we toch een idioot hamstervolk. We hadden met al deze tijd en mankracht revoluties kunnen opzetten, of oplossingen voor het broeikasprobleem kunnen bedenken. Helaas, daar heb ik het te druk voor. Ik laaf me liever aan andermans zweetlucht en generieke dancemuziek.