Het onschuldige plein
Ik zat in de vroege herfstzon op een stenen rand voor Rotterdam Centraal wat te genieten van het leven. Het is daar goed toeven op het plein voor het station. Het heeft een wereldse allure. Het is al met al een verdomd goed gelukt stationsplein. De mensen wandelen er, dat zie je in de rest van Rotterdam niet zo. Daar béént men. Maar het stationsplein nodigt uit tot wandelen. Misschien is het de warme kleur van de bestrating, misschien de uitnodigende glazen voorkant van het stationsgebouw zelf. Ik weet het niet. Maar voor een stationsplein, waar je haast verwacht, is het er ontspannen.
Voor nu, althans. Aan het begin van het plein hebben ze onlangs een rij in gewapend beton gegoten dikke ijzeren palen neergezet. Iedereen die het zag gebeuren wist meteen waarom, zonder dat daar verder een bevestiging voor komt: terrorisme. Een soort collectief besef dat daar op dat prachtige plein iets vreselijks zou kunnen gebeuren dat alle onschuld voorgoed zou wegnemen. Het heeft iets onheilspellend. Eigenlijk heeft die rij met dikke palen het plein sowieso al wat minder onschuldig gemaakt. Je kunt nooit meer het plein oplopen zonder die palen te passeren en je te beseffen dat de vrijheid die we hier genieten fragiel is en met ijzeren palen in beton beschermd moet worden.
Ik besloot eens naar de rij palen te lopen. Ik gaf een trapje tegen een van de palen. Massief. Onwrikbaar. Ik probeerde op een van de palen te klimmen, het leek me een daad van verzet. Een poging ze belachelijk te maken. Ik ben niet zo’n goeie klimmer, dus het moet er belachelijk uit hebben gezien, maar uiteindelijk stond ik. Ik zag een toerist een foto van me nemen en naar zijn vrienden wijzen dat hij dat ook wilde. Binnen de kortste keren stonden er meer mensen op de palen, foto’s makend. Ik sprong van de paal af, terug op de grond. Glimlachend. Nu waren het tenminste niet alleen maar palen tegen terrorisme. Het plein was weer wat onschuldiger.