Stop met zoeken: zo vind je rust in de stad
In de zomer zocht ik de rust om een nieuwe dichtbundel te kunnen schrijven, maar ik vond ‘m eerst niet. Bij de bovenburen zijn bouwvakkers al maanden de boel kort en klein aan het slaan. Dat helpt niet, als je thuiswerkende bent. De deadline naderde, terwijl het buiten zomerde en boven donderde. Het leven gooit wel vaker obstakels op de weg als je ze niet kan gebruiken. Ik zocht rust elders, verbleef wat dagen bij mijn ouders, in hun tuin, in hun koele en serene huis. Dat hielp even. Ik ging naar cafés, waar het rumoerde van mensen die hun geluk niet op konden met zulk goed weer. Op terrassen in de zon heb ik gezeten, kijkend naar de passanten die zich in het buitenland waanden. Ik wandelde langs de kades, zag de rivier zich door de droge stad snellen, de mensen in het verdorde gras in de hoogst noodzakelijke kleding liggen. Maar nergens vond ik echt de rust.
Als je iets naarstig zoekt, vind je het niet. De rust en vrede die echt nodig is om iets af te maken vond ik niet. En toen besloot ik te stoppen met zoeken. Eerder uit wanhoop dan uit wijsheid. En toen, plotseling, als vanzelf werd het tot mijn verbazing rustig. De bouwvakkers boven liet ik hameren en boren en zagen en schuren. De zon liet ik schijnen. De mensen liet ik rumoeren. Het gleed allemaal van me af. Alsof ik alles om me heen ineens kon negeren, zonder dicht te slaan voor wat met liefde binnen mag.
Rust zit niet in wat er om je heen gebeurt. Rust zit in jezelf. Ik begreep ineens bejaarde mannen die je wel eens ergens op een druk station ziet zitten glimlachen op een bankje. Zonder erom te vragen of er naar te zoeken zag ik door het over me heen te laten komen dat ik alles uiteindelijk zelf in de hand heb. Ik had buiten mij om naar de rust gezocht die al in me zat. En nu heb ik ‘m. De wereld maakt me niets meer. Ze gaan hun gang maar. Een mooiere had ik me niet kunnen wensen.