Ezelsoren in het geheugen
Ik staarde naar de twee kogelgaten in de muur en probeerde iets te voelen. Het was een lamlendige zomerzondag en ik was naar het museum gegaan. Ik wilde die dag meer doen dan mijn shirt vuil zweten en ik was niet de enige. Drommen toeristen uit binnen- en buitenland hadden besloten Willem van Oranje’s huis te bezoeken in Delft.
Elke drie minuten herhaalde zich in de gang een projectie van zijn laatste momenten: opkomst van Willems silhouet in cape, klaar om de trap te bestijgen. Uit de nis verscheen een tweede silhouet. Daar was de boef, de bad guy: Balthasar Gerards. Een naam waar James Bond-boeven jaloers op zouden zijn. Hij richt, vuurt, een kruitdamp van pixels waaiert over de muur. Willem valt. De muur kleurt nog vijf tellen rood als het red light district. Dan verdwijnt de projectie.
Soms staat iemand stil om te kijken, maar de meesten sloffen door, laten Willems schaduwlijk aan hun voeten liggen. Gemiddeld bekijkt een museumbezoeker 12 seconden naar een werk. Meer tijd en emotie gunnen we onszelf niet. Ik neem het ons niet kwalijk.
Er is zoveel wereld. Zoveel schoonheid en zoveel onrecht. Stel je voor dat je bij alles stil zou moeten staan. Je kwam je bed niet meer uit. Je zou genoeg hebben aan jezelf en alle processen die zich in en rondom jou voltrekken.
Hoe herdenken wij? Sommige sterfplekken worden bedevaartsoorden. Beschonken twintigers die zich morsdood rijden op landweggetjes krijgen natgeregende knuffelberen die met tie wraps en uitgelopen tekeningen aan bomen worden gesnoerd. Volkszangers krijgen beelden op hun favoriete plein. Burgemeesters bustes in het gemeentehuis.
Opa’s en oma’s een kaarsje op de schouw, een urn in de kast. Maar wat herinneren we nu echt van diegene die ons voorgingen?
Ik weet nog hoe mijn opa vroeger een sigaret aanstak, hoe hij zich altijd gretig naar de vlam van een toegestoken aansteker toe boog, alsof hij zelf wilde ontbranden. Ik raak steeds meer kwijt van hem. Hoe hij klonk of keek, hoe hij bewoog, wat hij letterlijk tegen me zei, wat hij de rest van de dag deed als hij niet rookte, het is grotendeels verdwenen. Details blijven, als ezelsoren omgevouwen in het geheugen. En zo worden herinneringen kitsch. Een versimpeling van een totaalgeschiedenis, van een oneindig benoembaar menselijk bestaan.
Ik kijk naar iemands dood en denk aan mijn eigen verlies. Dat is het enige dat ik echt kan belijden. Dichterbij geschiedenis kan ik niet komen.