Inspiratie
Nu ik bezig ben met het schrijven van m’n vierde dichtbundel, die ergens in januari volgend jaar uit moet komen, heb ik soms dagen die heerlijk vol van inspiratie zijn, maar er zijn ook zeker dagen bij waarop ik de wanhoop zelve ben. Die dagen van inspiratieloosheid, dagen waarop het in de hersenen eruitziet als zo’n scène uit een western waarbij er in de woestijn een bolletje takken voorbij waait, vrees ik het meest. Je ziet ’m niet aankomen, zo’n dag. Zo’n vlaag van leegte overvalt je.
Inspiratie laat zich niet vatten. Het is als water in je handen. Je moet het meteen opzuipen, anders is het zo weer weg. Desalniettemin is te gulzig met je inspiratie omgaan ook niet goed. Dat werkt averechts. Sommige dichters denken met drank en/of drugs de inspiratie te kunnen lokken, maar ik ben er inmiddels achter dat als de inspiratie dronken is, het alleen op het moment zelf ergens op lijkt en dan teruggekeerd in nuchterheid gewoon nergens op slaat. Er zijn andere schrijvers en dichters die denken dat de inspiratie ’m zit in de creatie van de perfecte werkruimte. Is bij mij ook niet zo. Vaak genoeg kwam ik eerder op lumineuze ideetjes tijdens het poepen of onder de douche dan in mijn perfecte werkkamer.
Maar waar zit de inspiratie dan wel verstopt? Ben ik daar inmiddels dan niet een klein beetje achter? Nou, ik weet het wel een beetje. De inspiratie zit meestal in een vrouw. In mijn geval dan. En dan vooral in een blik die ze je kan toewerpen. Dat maakt dan verder niet zo veel uit wat voor een blik. In die blikken zit de inspiratie. En dan hoef je alleen nog maar een blikopener te hebben en de inspiratie eruit te halen. Dus als ik dan weer eens zo’n dag heb waarop er niets is, hoef ik alleen maar een mooie vrouw op te zoeken. En hop, dan ben ik weer tien gedichten verder.