De stad waar ik ben opgegroeid
„Bent u hier weleens eerder geweest?”
Even denk ik dat de man een grap maakt maar ik besef dat de vraag oprecht is bedoeld.
„Ik ben opgegroeid in het Oogziekenhuis!” bevestig ik. „Ik heb hier nog op de crèche gezeten, ik denk dat die zelfs op deze etage zat.” Het is niet het antwoord waar de oogheelkundige op gerekend had, maar leuk vindt hij het wel. „Mijn moeder is oogarts”, verduidelijk ik.
„Moeders werkt niet meer?”
„Moeders is 74.”
„U kent dit pand misschien wel beter dan ik.”
Nah, das war einmal.
Maar dat ik het pand prachtig vind en mijn hart sneller klopt in deze omgeving, is een gegeven. Na de intake word ik naar een andere wachtkamer gedirigeerd. Vanuit het raam kijk ik uit op de tuin. Ooit brak ik mijn pink tussen de ijzeren deur die opende (en dichtviel) naar de tuin. Nu wordt erachter gebouwd; het moet de Cooltower zijn die er zal verrijzen. Jammer van de tuin, denk ik. Die komt straks in de schaduw te liggen.
Een uur later sta ik weer buiten in de stad waar ik ben opgegroeid. Als je weet waar je moet kijken, zie je hoe mooi het hier is. De panden zijn oud en staan in de steigers. De hele stad staat in de steigers; tien dagen was ik maar weg en opeens valt het op. Ik hoor Turks op straat – ook dat heb ik al een tijdje niet gehoord maar het Turks consulaat zit om de hoek dus dat is logisch. Totaal emotieloos fiets ik erlangs. Drie keer heb ik een aanvraag gedaan om van die nationaliteit af te komen, drie keer ben ik geëindigd in de papierversnipperaar. Nooit meer iets van gehoord. Binnenkort ’ns met mijn moeder langsgaan. Ik weet dat ze er niets aan zal kunnen doen maar het is grappig hoe moeders nooit oud worden en altijd de vrouw blijven achter wie je kunt schuilen en die anderen wel een lesje zal leren.
In de straat waar ik mijn nieuwe woning heb gekocht, zijn parkeerplekken ingenomen door bouwcontainers. Note to self: gemeente bellen en vragen waar de mijne mag staan. Vanaf volgende week. Mijn aanstaande buurtje is stads maar groen en staat – goh – in de steigers. Zittend op de stoep van mijn nieuwe woning, passeren in vijf minuten meer toeristen dan ik in die 18 jaar voor mijn Amsterdamse deur heb gezien. Ik ben er nog niet over uit of ik dat leuk vind maar doe vooralsnog als Rotterdammers: leuk! In mijn nieuwe woning is de verkoper druk bezig om de boel leeg te halen, ik benijd hem niet. Elke keer als ik er ben, zie ik nóg duidelijker de potentie van het huis maar ook hoeveel meer er moet gebeuren dan ik had gedacht. Ik verheug me erop.
Niets is fijner dan terugkomen in Rotterdam.