De donkere kant van futuristisch Dubai
“Jeetje. Nog niet eens het vliegtuig uit en we zien al meteen moderne slavernij?!”
Ik werd pas echt met mijn privilege geconfronteerd toen ik voor een paar daagjes naar Dubai en Abu Dhabi vloog. En ja, voor een paar dagen naar de Emiraten vliegen klínkt al geprivilegieerd op zich. Details. Uit het vliegtuigraam zie ik alleen maar bruine mannen op de grond zitten. Vooral Pakistanen en Indiërs. Bij elkaar gehurkt in beige werkkleding en fel gele hesjes. Nergens schaduw, terwijl het om 06:00 uur al 37 graden is.
Ook onderweg naar het hotel zie ik ze. Op bouwplaatsen, in plantsoenen. De taxichauffeurs hebben het iets beter, net als de man die mijn koffer naar de hotelkamer brengt. Al mag hij niet in dezelfde lift. “No I can’t, miss.” Oh, sorry. En terwijl ik me installeer in mijn vijfsterrenhotel vraag ik me af: Hoe is de positie van vrouwen hier in de Emiraten? Van de zogenoemde ‘general workers’? En bovenal: hoe kan je genieten van al deze weelde terwijl je weet hoeveel ongelijkheid er is? Want laat ik het maar gewoon zeggen: Dubai en Abu Dhabi zijn rijk. Heel rijk. Niet alleen qua goud en geld. Ook qua kennis. Er is een bovengemiddelde focus op duurzaamheid, tech en artificial intelligence. Sustainability City, Design District. Overal bruist het en na een paar dagen zweef ik tussen “OMG dit is echt de toekomst!” en “Waarom woon ik hier nog niet?!”.
Maar elke fijne, futuristische ervaring heeft een donkere kant. De indrukwekkende Burj Khalifa, maar ook de 12000 general workers die ‘m met bloed, zweet en tranen hebben gebouwd. Of de negen vrouwelijke ministers (hallo Rutte?!) versus overal louter mannelijke beeltenissen in de stad. Natuurlijk, ík kan hier prima over straat in een jurkje. In het beste geval denken mensen dat ik een expat ben. In het slechtste geval een expatvrouw die de Dubai Mall leeg koopt. Geld is geld. Maar bij de grootste moskee van de Verenigde Arabische Emiraten is het duidelijk. Aparte ingang; gescheiden (kleinere!) gebedsruimte; met 37 graden een allesbedekkende abaya aan – terwijl de mannen met t-shirt en linnen witte broek onbezorgd naar binnen stappen. En, natuurlijk: geen hand.
“The day the expats have to leave, is the worst day of their life”, vertelt een Emirati trots. En dat snap ik, steeds beter. Totdat ik vastzit op een wc in het chique The Penthouse op het palmeiland. “Hello? Please help me?!”, roep ik. Na wat gemorrel aan de klink kijk ik recht in de prachtige lach van Brigitte. We zijn bijna even oud. Ze komt uit Kameroen, spreekt vijf talen en nu schrobt ze in Dubai elke dag én elke nacht de wc schoon zodra de vrouwen met hun hoge hakken en hun Louis Vuitton-tassen klaar zijn. Ze vertelt over haar onmogelijke zoektocht naar werk en knuffelt me. Ik wil haar geld geven. Zij slaat het af. De schaamte overvalt me.
De volgende dag stuurt Brigitte me een berichtje op Facebook. “Nice to meet u darling u have very good heart.” Oef. Tijd om naar huis te gaan.