In de lift
Ommoord, Rotterdam. Een grijze dag tussen grijze flats en het miezert ook nog eens. De grote bomen tussen de gebouwen vertonen de eerste tekenen van de lente, lichtgroen aan de eindes van de takken. De wijk Ommoord heeft al decennia de bijnaam ‘Rollator City’, vanwege het hoge aantal bejaarde inwoners.
Ik moet optreden in de bieb, versjes schrijven on the spot, met de typemachine. Bij-schnabbelen moet je ook als je dichter bent. Als laatste van alle mensen die een versje komen halen, komt Yvonne tegenover me zitten. Ze zegt dat ze al 63 is en dat ze wel van een borreltje houdt. ‘Ik ook’, zeg ik. Dat begrijpt ze wel. Maar ze mag niet zo veel drinken, want ze ‘slikt heel veel pillen’. ‘Voor de lol?’, vraag ik. Ze moet lachen, de aanstekelijke hoestlach van een zware shagroker. ‘Neejoh, gek, omdat ik depressief ben toch’, zegt ze. Er trekt een waas over haar gezicht en ze staart wat in de verte. ‘Ja, ik wil dood, weet je, daarom bennik hiero hoog komme wonen, dan kenje altijd zegge van nou vandaag spring ik naar beneje in plaats van met de lift. Ja toch? Nou dan.’ Mijn beurt om hard te lachen. Yvonne glimlacht. ‘Waar hou je van?’, vraag ik haar vervolgens, om het gesprekje nog een positieve kant op te sturen. ‘Van me kat, Spokie’, zegt ze.
Ik vraag wat het beest zo leuk maakt. ‘Ik heb gisteravond nog met ‘m zitten kletsen, toen ik weer dood wilde en dan kletst ‘ie terug en dan istie een troost, weet je wel, hij troost me’, legt Yvonne uit. Ik ben er door geraakt. Het beestje weerhoudt haar van een dagje niet met de lift gaan zonder dat zelf te beseffen. ‘Helpen die pillen net zo goed als die kat?’, vraag ik. ‘Nee, Spokie hellupt beter joh, die stelt geen vragen enzo, die ister gewoon toch, als het moet’, zegt ze. Ik knik. Ik begrijp het wel.
Wat ik die middag voor haar schreef? Heel simpel. Een versje over een kat. Je ziet ‘m hier staan.