Ik kan verder
We hadden elkaar al lang niet gezien. Dat kwam niet door haar. Het was mijn keuze geweest. Ik was verliefd op haar en zij niet op mij. Zij vond dat verder niet zo’n probleem, maar ik kon er niet tegen. Maar nu hadden we toch afgesproken. We dronken bier tot laat in twee verschillende kroegen. Ze was niets veranderd. Geen dag ouder geworden. Mooier, bijna.
Ik had lang getwijfeld of ik haar wel wilde zien. De laatste keer dat ik haar zag was ik ziek van verliefdheid geweest. Van die verliefdheid die haast lijkt op een voedselvergiftiging. Je gunt het niemand als het niet wederzijds is. Een kwelling. Ik twijfelde of dat nu weer zou gebeuren. Hoe dan ook dacht ik dat het beter was om dat maar te voorkomen. Voorkomen is beter dan genezen.
Maar toen zaten we ineens toch tegenover elkaar. Ze heeft van die ogen die ik nog nooit ergens anders heb gezien. Een twinkeling waarvan ik vermoed dat ik ‘m alleen zie. Maar verliefd was ik, tot mijn verbazing niet meer. Tot mijn opluchting. Het was voorbij. Ik kon haar inmiddels zien als iets anders. Het heeft altijd goed geklikt tussen ons, we konden altijd al goed praten over alles en dat was er nu ook nog. Er was vriendschap.
Aan de ene kant mis ik nu die ziekmakende verliefdheid. Het is op een vreemde manier toch ook het mooiste en hoogste wat er is. Het is het meest intense in het leven. Maar aan de andere kant was ik enorm blij met de ineens ontstane diepe vriendschap. Misschien allemaal een hoop gebazel. Maar ik ben nu pas vrij. Ik kan verder. Ik kan weer vliegen. Er wacht een lange lieve lente en een hele hete zomer.