Nondeju
Na 3 meter in het gras stonden we vast. ‘Nondeju’, bracht de taxichauffeur verbaasd uit. We waren in een weiland te Oijen, of nou ja, net buiten Oijen. Diep in Brabant. Ik moest in Oijen wezen om op te treden op een bruiloft, een kasteeltje net buiten het dorp. Op de heenweg kon ik met een buurtbus, een soort veredelde bestelwagen, tussen allemaal boodschappenbejaarden, maar na afloop van de bruiloft reed die niet meer en dus moest ik met een taxi naar het station van Oss. Die taxi kwam. Met Hans de taxichauffeur die, naar later bleek, al bijna z’n hele leven taxichauffeur was. En toch, met al die ervaring, ‘hedde ik dit nog nooi meegemak’, zoals Hans meerdere malen in origineel Brabants beduusd bleef herhalen toen we eenmaal slippend vast in het gras stonden.
Twee dagen oud was de Mercedes die Hans het gras in had gereden. ‘Kheb ‘m net gisteren opgehaald joh’, zei hij, ‘bij d’n dealer’. Hans had geen zin gehad om de auto helemaal verderop op het betegelde stuk te keren en dacht wel even een bocht te kunnen maken in het gras. Geen gereedschap in de kofferbak, dat had Hans nog niet uit de oude wagen in de nieuwe gelegd, en geen plankjes of zoiets om de auto wat grip te geven in de natte modder. De zoon van Hans werd maar gebeld. Die kwam even later.
Van de vertrekkende bruiloftsgasten hoefden we niks te verwachten. Die hadden allemaal nette schoenen aan, zeiden ze verontschuldigend. Ik keek toe hoe Hans nondeju murmelend de gloednieuwe automatjes onder de vastzittende wielen probeerde te schuiven, die er na gasgeven met een rotgang zo onder door vlogen. Duwen hielp voor geen meter.
‘Hee, oetlul!’, riep de zoon lachend, die de hele familie had meegenomen om pa uit te komen lachen, uit het raampje van zijn eigen Mercedes. Een neef was mee en moeder de vrouw, allemaal om te zien wat Hans nou toch weer had gedaan. ‘Da moede gij nou nog jaren horen, pa’, wat pa nog maar eens beantwoordde met een hoofdschuddend ‘nondeju, dit hedde nog nooi meegemak’.
De sleepkabel bleek te kort. Dus ik met het hele Brabantse gezin, allemaal vonden ze het hilarisch, in de auto van zoonlief. Jan van de takelwagen werd gebeld. Die lachtte Hans ook uit. Of ik nog koffie kwam drinken bij ze op kantoor, vroegen ze. Jawel hoor, zei ik. Het ritje hoefde ik niet te betalen. In Brabant is het zelfs gezellig als je auto vastzit.