Gelukkig is er dan altijd nog IKEA
‘Als je bij ons thuis IKEA roept, flikkert het hele zooitje in mekaar’, hoor je wel eens iemand zeggen. Daarmee bedoelende dat de gehele inboedel afkomstig is van de Zweedse meubelgigant. Bij ons thuis viel dat wel mee, want mijn vader is een meubelmaker en had veel zelf gemaakt. Maar toen ik op kamers ging in Utrecht, was op één lamp aan het plafond na (die hing er al) alles van IKEA. De kasten, tafel, stoelen, het bed. Alles. Sommige van die spullen heb ik nu nog staan in m’n grote-mensen-huis.
Daarmee heb ik indirect bijgedragen, samen met de rest van Nederland, aan de exorbitante rijkdom van IKEA-oprichter Ingvar Kamprad. Niet dat die veel uitgaf van z’n vermogen van 60 miljard, lees ik nu bij zijn dood. De man bleek buitengewoon zuinig. Hij schijnt in tweedehands kleding rondgelopen te hebben en de keer dat hij bij een bezoek aan Nederland naar de kapper moest en daar 22 euro voor neertelde, vond hij dat dat ver boven zijn budget was.
Zuinigheid moet grenzen kennen, vind ik. Vooral in de noordelijke regionen van Europa is er nooit eens iemand die uit zichzelf zegt ‘kan mij het schelen, ik betaal het hele zooitje’. Waarom niet, zou je zeggen. Tenslotte, een doodshemd heeft geen zakken. Je kan centen niet meenemen naar het hiernamaals, zover ik weet, als er überhaupt al zoiets bestaat. Ik doe het soms wel heel graag. Het hele zooitje betalen. Een rondje in de kroeg. Rare, grote verjaardagscadeaus. Of gewoon voor mezelf. Geld moet rollen, zeg ik dan. Het rolt uiteindelijk toch wel van je vandaan. Wie niet steelt of erft, moet werken tot ‘ie sterft, zegt m’n moeder weleens.
Vanwege dat laatste zal ik waarschijnlijk ook wel nooit zo exorbitant rijk worden als de oprichter van IKEA was. Maar ja. Gelukkig is er dan nog altijd IKEA, waar ik voor heel weinig geld kan halen wat ik nodig heb.