Maak van een punt geen vraagteken
‘Maak van een punt geen vraagteken.’ Mijn liefje zat naast me in de auto toen hij het zei.
Het was grappend bedoeld, dat hoorde ik aan de wat zangerige toon in zijn stem, maar ik kon het niet zeker weten. De avond was gevallen, ik had alleen het licht van de koplampen en bleef hardnekkig vooruit kijken.
We hadden de hele reis door teruggeblikt. Om en om anekdotes gedeeld van het afgelopen jaar, momenten waar we gelukkig waren geweest, herinneringen die we hadden gemaakt. We zijn nog in de fase dat alles wat we doen pril lijkt, dat elke herhaling een bevestiging is van een Groot Vermoeden. We zijn vissers op de beste hengeltrip van hun leven. We hebben iets aan de haak geslagen, maar weten nog steeds niet goed hoe groot dat spartelende dier aan onze lijn is. We halen elkaar langzaam omhoog.
Ik was begonnen over twijfels. Over wat ik eerder voor een ander had gevoeld. En hoe dat nooit echt zal verdwijnen. Dat ik soms bang was rouwend achter te blijven. Alle mooie mensen en momenten die ik ben verloren, zullen me ooit inhalen en teveel worden. De hardnekkigheid van mijn gevoel verbaasde mezelf. Sommige dingen kwamen niet meer terug. Ik zou nooit meer in klittenbandschoenen over straat rennen. Met onderbindschaatsjes in een wak glijden. Voor het eerst de hoofdrol in de schoolmusical spelen. Met die ander hand-in-hand lopen. Dingen veranderen, mensen worden groot. Soms knelt het leven als kleren die te klein zijn geworden. Het enige wat je dan kan doen, is het uitdoen. Hopen dat het iemand anders beter past. Het heeft geen zin om je daar druk over te maken, over dat wrede randje van tijdelijkheid. Dat weet ik wel. Maak van een punt geen vraagteken.
Ik legde een hand op zijn knie en verbaasde me nog steeds hoe stevig de spieren zijn, hoe goed dat lijf in elkaar zit. Mensen zijn zo mooi gemaakt. Hij speelde met de autoradio, zette een inwisselbaar popnummer op en begon ritmisch mee te bewegen. Een matige achtergrond is het beste decor voor een subliem focuspunt. Het werkte aanstekelijk. Achter mijn ingesnoerde borstkas begon iets mee te deinen. Er zou niets groots gebeuren die avond. Niets wat miljarden mensen al niet miljarden keren hadden gedaan. We reden naar huis. Daar zouden we samen zijn. Ik kon me niets beters voorstellen.
Ik ben zo dol op hem. Punt.