Trouw
‘Als liefde zoveel jaar kan duren, dan moet het echt wel liefde zijn’, zingt Herman van Veen nog wel eens in een theater. Woorden uit een liedje van de Belgische zanger Jacques Brel, die het helemaal niet zo lang heeft uitgehouden met z’n vrouw en er op een gegeven moment op een zeilschip vandoor ging met een veel jongere, bevallige mejuffrouw.
Maar goed. Als het zo lang kan duren, dan moet het wel echte liefde zijn, zegt het liedje. Ik heb veel langgetrouwde stellen gekend. M’n opa en oma hebben het ruim zestig jaar met elkaar volgehouden bijvoorbeeld. En als ik m’n versjesboekjes signeer bij een boekhandel, is er altijd wel een ouder echtpaar dat er eentje komt kopen voor elkaar. Die willen dan altijd allebei hun namen erin hebben. Ongetrouwde dertigplussers willen dat meestal niet. Die willen dat apart. De cd-van-jou-cd-van-mij-generatie. Als de inboedel weer verdeeld moet worden, is het tenminste duidelijk van wie het versjesboekje is.
Mijn ouders zijn deze maand veertig jaar getrouwd. Als je dit in Metro leest, vieren we dat op Mallorca in een villa met een zwembad in de zon. Ik hoop niet voor u dat het weer zo’n natte, grijze maandag is in Nederland. Maar dat terzijde. Veertig jaar geleden zeiden ze ja tegen elkaar. Jong waren ze. Mijn moeder geloof ik nog niet eens 21.
Ik loop wel eens achter ze. En dan zie ik dat ze liever hand in hand lopen. Als één van de twee thuiskomt en de ander is er al, geven ze elkaar een zoen. Geen vluchtige. Soms zie ik ze aan tafel nog kijken zoals ik me voorstel dat ze keken toen ze nog maar 20 waren. Ik denk niet dat die veertig jaar van ze voelt als veertig jaar. De tijd vliegt tenslotte als je het leuk hebt. Daarom is die Jacques Brel niet bij z’n vrouw gebleven, denk ik. Die vond het te lang duren. Als het echte liefde is, duurt veertig jaar soms maar tien seconden.