Iets anders
Bloedmooi is ze. En serieus. Dat laatste weet ze.
Het gesprek gaat een kant uit die haar niet boeit. Haar ogen staan ernstig. „Ik wil het even over iets anders hebben.” Dat gesprek over die bakstenen moet maar eens afgelopen zijn. Drie vrouwen doen hun best om niet in de lach te schieten. „Je hebt gelijk. Waar wil jij het over hebben?” De groene ogen lichten op.
De blonde haren in een knot, haar wangen appeltjesfris. De lange benen onder zich, de paardrijlaarzen en het polo-shirt verraden wat ze de hele dag gedaan heeft. Waar haar zussen het razendboeiend vinden om te luisteren naar waar de volwassenen het over hebben, heeft de achtjarige een veel beter verhaal. Belangrijker ook. Ze zit op ponykamp. Een week. En er is iemand gevallen. Nee, niet zij. „Ik ben nog nooit gevallen.”
Godzijdank niet, denk ik. Er volgt een verhaal over wat ze gedaan heeft. Dressuur. Springen. En nog iets. Kinderen hebben niet in de gaten dat ook zij in jargon kunnen spreken. Ze is de enige van de drie zussen die paardrijdt. Twaalf jaar danst, tien jaar hockeyt.
Ik hou van deze drie meisjes. Er hoort nog een broertje bij maar die speelt met een vriendje bij het zwembad. „Een zwemvijver!”
De meiden vinden het mateloos boeiend. Zelf hebben ze een zwembad in de tuin en dat de buren van mijn vriendin geklaagd hebben over de aanleg van een zwembad en zij er een „zwemvijver” van moest maken, is nieuws in hun leven-tjes. „Waarom is het water donker?” Het makkelijkst is om uit te leggen dat de vijver schoongemaakt moet worden – dat moet het ook. Daarnaast heeft de vijver een natuurlijk ecosysteem. Of zo. Mijn vriendinnen hebben zwembaden in de tuin, ik heb zelfs de badkuip verbannen uit mijn huis.
Het verschil tussen jongens en meisjes wordt duidelijk aan de rand van de zwemvijver. De jongens vechten elkaar met het opblaasbare speelgoed bijna de rand van de vijver af. „Ze kunnen toch wel zwemmen?” vraagt de ene vriendin de ander. Elk Nederlands kind kan zwemmen, zeker in Bloemendaal. De meisjes zitten bij ons en vertellen honderduit over hun hobby’s en vriendinnen. En luisteren naar wat mama en haar vriendinnen te melden hebben.
’s Avonds krijg ik een appje van mijn vriendin, de moeder. Haar dochter (12) vond dat ik er prachtig uitzag. Mooie jurk, die inderdaad leuker staat met een riempje. En dat mama er écht niet uitzag tussen haar vriendinnen. De kritische blik is kinderlijk unfair. Mama was de hele dag met vier kinderen op het strand, ik kwam even langs en samen gingen we naar mijn andere vriendin die van haar werk kwam. Verschillende levens, verschillende dresscodes. En op de laatste zomerdag van 2017, zijn het de woorden van dochter drie (8) die zijn bijgebleven en mij vrolijk stemmen: „Ik wil het even over iets anders hebben.”