Biggetje was de druppel
Een van de leukste dingen om te doen op vakantie, is de plaatselijke supermarkt bezoeken. Elk land heeft zo haar eigen specialiteiten waardoor je wordt verrast. Of geshockeerd. Zoals deze zomer, toen ik met vrienden een huisje aan het strand huurde in Sardinië.
Sardinië is prachtig. Denk: blauwe zee, verborgen stranden en pittoreske buurten. Dus toen ik door zo’n schattig steegje liep, verwachtte ik niet een varkenshoofd tegen te komen. Zo banaal, pontificaal in het winkelraam. Snuitje, pootjes, krulstaart, alles. Rijen baby varkens naast elkaar in TL-licht. Dood.
Op zondagavond ben ik er ineens helemaal klaar mee. We zitten in een mooi restaurant met uitzicht op zee, vino rosso della casa op tafel en een fijne pasta vongole voor mijn neus. Over tafel gaat een walm varken. Niet zo’n heerlijk vettige bacongeur, maar echt várken. Brrr. “Ja, het lijkt ons toch leuk om eens te proeven”, aldus twee vrienden die het Sardijnse biggetje hebben besteld. Nou. Het dier ligt in een boomschors met bladeren en takken, waarschijnlijk om het geheel wat landelijke en rustieke charme te geven – wat het natuurlijk alleen maar erger maakt. Zonder hoofd, maar mét vier pootjes. Eet smakelijk.
Het menselijk brein werkt hoogst opmerkelijk. Zeker als het op ons eten aankomt. Kinderen tot tien jaar schijnen de kip van hun kip-patat-en-appelmoes nog niet te associëren met dat vrolijk kakelende diertje op de kinderboerderij. Mensen ouder dan tien doen dat wél. Hoe kan het dan dat we nog steeds zorgeloos vlees kopen, terwijl we volwassen genoeg zijn om te weten hoe het eraan toegaat in de bio-industrie? Ook vreemd: Bij het nieuws over het schandalige gedrag in slachthuizen was ik al geschrokken; bij de 20000 varkens die gillend omkwamen in een vuurzee in een Erichemse megastal nog meer; maar dit éne biggetje, dat hier tegenover mij op tafel ligt, is ineens de druppel. Dry January is me nooit gelukt (lees: teveel nieuwjaarsborrels), maar ik besluit resoluut om vanaf 1 september een maand geen vlees te eten. “Ook geen vis, hè!”, zegt een vriendinnetje, dat al eerder succesvol een maand vegetarisch was. Ik kijk naar m’n bord vol zeevruchten. “Vissen worden ook niet echt goed behandeld, hoor”. Hmm. Oké. “Maar oesters neemt niemand me af!”, protesteer ik. Het vlees blijft toch een beetje zwak.
Sinds ik terug ben van vakantie zijn er honderden varkens verbrand in een megastal in Agelo, 40000 kippen omgekomen in Swifterbant, vijfenzestig kalveren gedood in Rossum en honderdduizenden fipronil-kippen vergast. Totdat we een humane oplossing hebben gevonden voor onze bio-industrie, heb ik een idee: Laten we, net zoals in Sardinië, boven elk vleesschap in de Albert Heijn een rijtje biggetjes leggen. Boomschors en een beetje groen erbij. Snuitje, pootjes en krulstaart goed zichtbaar. Kleine zwarte ogen die je aanstaren. Een soort dagelijkse reminder dat die tien-speklappen-voor-vier-euro echt van een dier komen. Stoere vent (m/v/x) die dan nog naar de kiloknallers grijpt. Ik vanaf vandaag in elk geval niet meer.