Zelfs de Marokkanen zijn leuker in Rotterdam
„Acht ton”, zegt de jongen. Ongevraagd. Zomaar uit het niets. „Veel te duur. Bovendien rijden er de hele dag auto’s voor je deur.” Sta je dan, op straat. In je anonieme bubbel een huis te fotografen dat je makelaar je getipt heeft. „Iets voor jou?”, luidde de e-mail die een dik uur geleden de inbox inzoefde.
De jongen ziet er vriendelijk uit. Spreekt keurig Nederlands, precies wat je verwacht in Kralingen. Ik gok dat hij half Surinaams is. Licht getint en lang. Maar toch. Ik was verdiept in de analyse van de woning waar mijn makelaar me op getipt had. Eerste reactie: top! Heel pandje, in Kralingen. Tweede: helemaal verhuurd tegen een bodemprijs. Niet de moeite, tenzij je het afzet tegen de potentie. De derde reactie is de IRL-ervaring: puinbak. En nu staat opeens deze jongen voor me, die er verstand van lijkt te hebben. Maar niet helemaal.
„Het is hier eenrichtingsverkeer, en wel alleen van bestemmingsverkeer dat Kralingen verlaat. Prima dus. Van de fietsers heb je geen last. Bovendien moet je even naar het uitzicht kijken: megabomen, waardoor de verkeershinder van de dijk uit het zicht en gehoor blijft. En je hebt geen inkijk vanaf de buren. Komen we bij de prijs; de vraagprijs is 7,5 ton, dus je zat redelijk goed maar bekijk de gevel eens: puinbak. Geen enkele etage heeft dezelfde kozijnen, de houten zijn verrot, de kunststoffen lelijk. Daarbij is de gevel zo lek als een mandje: zie je de barsten? En de staat van de voeg? Ik sluit verzakking ook niet uit. Dus zelfs 7,5 ton is zwaar betaald. Tel daarbij op dat de hut verhuurd is voor 36K op jaarbasis en je weet zeker dat je te veel betaalt. Bovendien is het te klein: ik schat de gevel op niet meer dan 5 meter breed. Het is een pijpenla.”
De jongen is onder de indruk. Ik ook eerlijk gezegd. Ik kan dit gewoon, ik kán dit. Maar de jongen ook: „Het is hier veel te duur. In Cappelle heb je voor vijf ton een huis. Mijn buurman op de Waterloostraat kocht in 2013 voor 180K. Hij verkoopt het nu voor 350.”
De Waterloostraat geldt voor mijn generatie Kralingers als achterbuurt. Maar qua locatie, tussen de Hoflaan en Avenue in, verdient het dat predicaat absoluut niet. Het is niet meer dan terecht dat die prijzen rechtgetrokken worden. Maar je wil er niet dood gevonden worden. Nou ja, ik niet. Je kijkt niet alleen bij de buren naar binnen, je kunt ook op fluistertoon met ze praten en nog gehoord worden. Met de ramen dicht.
„Wat doe jij?”, vraag ik de jongen. „Studeer je of werk je?” Hij vertelt dat hij verschillende dingen doet. Met wat vrienden heeft hij een projectontwikkelingsportefeuille van een miljoen. En hij opent binnenkort een ontbijt/lunchgelegenheid op het Oostplein. „Lot en Daan gaat het heten. Is jouw e-mailadres [email protected]? Ik wil je wel uitnodigen voor de opening.”
OUCH! Denk ik ff lekker anoniem een gesprek aan te gaan met een vreemde: NOT! Stiekem moet ik lachen. Lekker assertief, hoor! Ik geef hem mijn juiste mailadres. Die lunchtent klinkt veelbelovend.
„Hoe heet je eigenlijk?”
„Mohammed”, klinkt het. „Ik ben trouwens Marokkaan.” Nu lach ik hardop. Alsof mij dat ook maar ene fuck kan schelen. „Mail me”, zeg ik terwijl ik wegfiets. „Ik zou vier ton bieden!”, roept Mohammed me achterna.
Zelfs de Marokkanen zijn leuker in Rotterdam. Dat pandje, dat is er een voor een Amsterdammer meld ik mijn makelaar. NEXT!