Slokjes melk
Het was een winterkoude dag. Met een druppel snot aan mijn neus en alle uiteindes van mijn lijf op het punt van afsterven, maakte ik een wandeling met Carrie, Den en hun drie maanden oude baby. Van kinderwens tot bevalling had drie jaar geduurd. Het mupske was meer dan gewild. En toch was het Carrie tegengevallen toen ze er eenmaal was. ‘Ik ben blij dat er inmiddels meer standen op zitten dan huilen en slapen.’ Het vijf kilo wegende mensbeestje kon nu lachen, schrikken, verbaasd kijken, brabbelen en kwaad worden. Het afgelopen uur was het allemaal voorbij gekomen. Ze was een goed gelukt wezentje. Precies zoals het hoort.
We hielden stil bij een uitkijkpunt over de Waal. ‘Er zit hier een geheim in de grond,’ zei Den. ‘Een capsule over een veldslag in de oorlog. Iets met een maarschalk en hoe die heulde met de vijand. Het mag pas worden geopend als alle nabestaanden zijn overleden.’ We liepen verder. Ik snapte niet waarom men die capsule liet zitten. Je wilde toch weten wat er voor belangrijks was gebeurd. De geschiedenis duiden. Wat als de capsule ondergronds ging roesten of open sprong? Dat de documenten aan het wegrotten waren en we nooit achter de waarheid zouden komen. We aten een visje op de markt en liepen terug naar huis.
Ik dacht aan die capsule en stelde me voor dat we allemaal zo’n opbergplek hebben in ons karakter. Een gladde, holle kogel, ergens diep in een holte weggestopt met daarin elke drijfveer van ons onbegrijpelijke gedrag. Bij sommigen bleef die tot het einde van hun leven potdicht. Bij anderen lekte er af en toe wat uit. Ik probeer die van mij al een tijd open te breken. Wat er in mij zit, wil daar niet blijven. Het wil gedeeld worden. Ik dacht aan de jongen die me al een tijdje ‘s avonds laat lieve berichten stuurde. Hij deed dat niet alleen bij mij. Toen ik hem vroeg wat hij nu eigenlijk van me wilde, wist hij het niet. Kon hij maar in zijn kogel kijken. Tot die tijd verbrak ik het contact.
Thuis kreeg de baby een fles. Tevreden keek Carrie toe. ‘Het blijft soms lastig, maar het wordt be-ter.’ Misschien zijn we niet voor geluk gemaakt, dacht ik. Teveel benauwt ons. We kunnen het maar mondjesmaat aan, als slokjes melk. Als korte berichten op een telefoon.