Hoe hij wegliep
„Je houdt geen rekening met mijn gevoelens”, zei hij.
Het was nu bijna een half jaar geleden dat hij me had verlaten. De zon scheen. Hij trakteerde me op een ijsje. Een bolletje bitterkoekjessmaak. Ik voelde me vreemd jong en kwetsbaar. Als het dochtertje dat haar vader maanden na de scheiding weer eens zag. Ik wist dat het geen zin had hem nog dingen te verwijten of hem te vragen wanneer hij terugkwam. We hadden onze herinneringen. En we hadden dit moment. Daar moest ik het mee doen.
Hij was kwaad omdat ik over hem schreef. Omdat ik dingen over hem zei die wraakzuchtig waren. Ik weet dat er een vilein krengetje in mij zit. Normaliter houd ik haar in toom. Laat haar pas rondstampen als alles toch al is verpest. Ik maakte futloos mijn excuses. Maar waarom eigenlijk? Hij mocht boos zijn. Net zo goed als ik vrij was in mijn onderwerpskeuze. Er was niets te sussen. Er was niets te redden.
Niemand heeft om een schrijver gevraagd in zijn leven. Ja, ze komen goed van pas bij begrafenis- en bruiloftsspeeches, maar bij het einde van een relatie of een ruzie kun je ze missen als kiespijn. Een schrijver kan maar op één manier omgaan met zijn emoties. De woorden van een schrijver zijn altijd een monoloog, gekleurd en gesorteerd op maximaal effect op de lezer. Zo is deze column een samensmelting van twee herinneringen en toch niet minder waar. Ik heb gekozen voor de hoofd- en bijzaken, terwijl die wellicht ergens anders liggen. Zo wordt er een verhaal geschept van een meanderend gesprek, een overpeinzing en een ijsje.
Het had me de afgelopen week verbaasd hoe banaal geluk eigenlijk is. Twee maanden geleden durfde ik de keuken niet in omdat er messen lagen en ik mezelf niet vertrouwde. Werd ik misselijk als iemand lief tegen me deed, alsof ik de plek die hij achterliet moest verdedigen om te bewijzen hoezeer ik van hem hield. Nu verscheen de eerste bloesem aan de bomen van de singel en leken die gedachten van een ander. Ik kon lacherig worden om mijn eigen kitschemoties.
Ik ben zo moe mezelf als slachtoffer te zien. Want dat ben ik niet. Ik ben zo moe van het verdriet. Ik ben zoveel meer dan het gemis. En hij is meer dan de figuur die ik van hem maak. Meer ook dan deze column, waar hij, na een vriendschappelijke omhelzing bij mijn deur, met die vertrouwde klikkende hakken uit weg liep.