Heerlijke zinloze chaos
Ik denk te vaak dat ik niets voorstel. Dat ik door een willekeurig landschap struikel en dat mijn leven noem. Dat alles, welbeschouwd, futiel is. Er is één plek waar de mensen met het meeste potentieel zijn verzameld, en dat is op het kerkhof, zei actrice Viola Davis toen ze een Oscar won. Als dat zo is, dan kunnen we maar net zo goed voortgaan tot we erbij liggen. Pruttelend, mokkend, weifelend. En ook: schaterend, sprintend en vrijend. Want de tijd moeten worden gevuld en ik heb toch liever goede praliné dan rotte eieren tussen het bladerdeeg van de dag.
We zijn niet op aarde om onszelf te verafschuwen, schrijft columnist Marja Pruis in haar nieuwe essaybundel, en ik ben het met haar eens. Waarom dan wel, laat zich slechts af en toe, in glimpen, zien.
Ik dineerde met vrienden en zag ons ineens van veraf. Niet alleen als ontspannen silhouetten rond een tafel gedrapeerd, maar ook in het moment. Al voel je het zelden, we zijn omwikkeld door verleden en de toekomst. De avond was een steek in de sjaal van de tijd. Behaaglijk ingenesteld tussen de weemoedige middag en de hoopvolle nacht. Ik keek naar de gezichten van mijn vrienden. Hun opgetrokken, bijgewerkte wenkbrauwen, de zorgvuldig gekozen sieraden en bewegende, begeerlijke monden. We klaagden. We grapten. We vroegen.
Hoewel we stuk voor stuk worstelden met wat we het leven noemen, wist ik ineens zeker dat wij de mensen zouden worden die we nu benijden. De mensen die het allemaal voor elkaar leken te hebben. Die carrières en meningen hebben die moeiteloos uit hen lijken voort te rollen. Ik zag de status die we zouden vergaren en de expertises die we zouden verfijnen. En ook: de teleurstellingen, pijn en rafelranden lagen nog in ons opgerold, onzichtbaar onder ons vel. Het enige dat onze daadkracht verried was een lichtelijk verhoogde hartslag van het discussiëren en bloed dat regelmatig en warm door ons heen stroomde.
We bestelden meer wijn. Onze monden werden tanninerood. Onze emoties werden vloeibaar en we drukten onze hoofden tegen elkaar, vlochten de armen om elkaar heen. We poseerden voor foto’s maar wilden eigenlijk de grenzen van bot en vlees opheffen en opgaan in elkaar. Er was nog zoveel leven om te leven. Om te delen. De uren ontrafelden, de fles raakte leeg. We proostten, maakten ruzie en huilden. Het was chaos. Heerlijke, zinloze chaos die de volgende dag pijn deed in mijn kop. Maar mijn geest, die glom.