Een themapark met frietlucht
AirBnB heeft zijn intrede in Rotterdam Blijdorp gedaan. Vanuit mijn keukenraam op de eerste etage kijk ik dagelijks neer op ongewassen, harige Italianen, blonde Zweden en getatoeëerde Duitsers. Wat hebben jullie hier nou te zoeken, denk ik geïrriteerd. Stop met het staren naar mijn gevel. Nu zij zijn gekomen met hun blik van buitenaf en hun verlangen naar beleving, is mijn leefomgeving opeens een verhaal, een Instagram-post, een potentiële trekpleister. En ik, ik ben een authentieke bewoner geworden, een local. Ik huiver.
Dat ik toerisme een vies woord vind, behalve als ikzelf op vakantie ben, is hypocrisie ten top. Wat heb ik er nu welbeschouwd tegen? De backpackers zijn geen seks- of drugstoeristen. Ze hebben nooit in mijn portiek gekotst, mijn auto gestolen of me wakker gelald. Het zijn mijn stadsgenoten die dat doen. Toeristen brengen geld, waardoor er eindelijk cafés komen waar je meer kan bestellen dan kroketten op brood. Ze willen entertainment en er is inmiddels elke dag wel iets te doen. Dat was vijftien jaar geleden wel anders als je het dinsdagavond op de heupen kreeg. Dan kon je als een van de vijf wanhopigen aan de bar van Rotown hangen, verzuipend in te luide grungerock. De toerist betekent vooruitgang, maar angstig vraag ik me af waar het eindigt. Waar eens groenteboertjes zaten, duiken nu escape rooms op. Starbucks op het station is tot daar aan toe. Maar moeten we écht een Wagamama in het centrum? Heerlijk vind ik het om door mijn brede straten te wandelen tussen de norse koppen en buggy’s met Primark-tassen aan de hendels. Geen dikke Amerikanen op kamikaze-fietstours. Geen Britse vrijgezellenfeestgangers die je naroepen. Geen stonede garnalen die je in de weg lopen. Laat die maar in Amsterdam. Want laten we wel zijn: onze hoofdstad is een themapark. Een Anton Pieck-plaatje met frietlucht. Rotterdam is de enige echte stad in dit land. Laten we dat vooral zo houden. Ik overweeg een aanslag op de eerste ondernemer die het waagt hier een wafelstand te openen.
Na een etentje in de Markthal liep ik met een vriendin langs de stalletjes.
‘Een toetje zou er wel in gaan,’ zei ze.
We keken naar de chique bonbonstalletjes, de donutbakkers, maar ze stond stil bij de wafelstand. Ik protesteerde.
‘Je bent toch geen toerist?’ zei ik.
Ze liet zich niet van de wijs brengen.
‘Met extra slagroom,’ zei ze tegen het vriendelijk glimlachende meisje achter de toog.
Ik mocht een hapje proeven. Toegegeven, het smaakte heel aardig.