De vraag
Het is de vraag die je niet wilt krijgen. De vraag waarop je geen antwoord wilt geven. Het zou wel eens het verkeerde antwoord kunnen zijn.
Neeflief wist het antwoord wel. Onthutst was hij: “NEE! Ebru, dat gaat niet gebeuren.” Neef had gelijk maar ja: “Ik heb me afgevraagd wat ik zou antwoorden als jij het me zou vragen.” Nog onthutster. “Gaat niet gebeuren Ebru. En als dan zeg je ‘nee’.” “Natuurlijk zeg ik geen ‘nee’, gek! Natuurlijk zeg ik ‘ja’. Alleen zou het een ‘ja, maar’ zijn. Natuurlijk mag je zoon bij mij komen wonen als hij in Nederland wil studeren. Totdat hij een kamer heeft gevonden.”
En dat is het hele eieren eten.
Neef woont in het buitenland maar is Nederlander. Zijn kinderen spreken geen woord Nederlands, dus de kans dat zij ooit hier zouden willen studeren is nagenoeg nihil. Maar mochten ze opeens hun ‘roots’ willen verkennen door in Amsterdam te gaan studeren, mogen ze natuurlijk bij mij wonen. Totdat ze een eigen woning hebben gevonden. Neef haalde adem: ja, zo zou dat inderdaad gaan ja. Maar vooralsnog is het niet aan de orde. Dát niet. Dat andere wél. “Je doet het niet hoor, E!”
Het was ook geen vraag, het was een mededeling. Een grappende mededeling, jaren terug. De pubers van mijn Turkse vrienden vielen niet alleen voor Amsterdam maar ook voor mijn woning. “Ze komen bij jou studeren,” grapten hun ouders. Ik haalde mijn schouders op. Geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om daaraan mee te werken. Maar de grap bleef. Herhaalde zich. Jaar na jaar. En aangezien zo’n beetje ál mijn Turkse vrienden hun kinderen het land van Erdogan uit proberen te krijgen, komt de dag dat ik het antwoord op ‘de’ vraag moet hebben, dichterbij. Dat ‘bij jou studeren’ is voor de Turken namelijk geen kwestie van een keer per week samen eten. Nee. Reken op een student in huis, voor wie je moet zorgen. Zo gaat dat, onder vrienden. Die stop je toch niet weg?! Die laat je toch niet betalen? Vorige maand kwamen er al twee meiden op bezoek. Hoogintelligente bèta’s waar ongetwijfeld plek voor is in Nederland cq Delft als je maar weet waar je moet zoeken. Helaas wist ik dat niet: “Ik heb geen kinderen én ik heb geen academische carrière. Ik kan jullie daar niet in helpen.” Pijnlijk. Je gunt geen enkel meisje dat ze moet leven in het Turkije van vandaag. Hun vastberadenheid om Turkije te verlaten, werd na hun bezoek aan Nederland alleen maar sterker.
En dan nu het laatste bericht: “Ebru, mijn dochter en ik willen je volgend jaar bezoeken. Komt dat uit?”
De Turkse braindrain is begonnen. De tandartsen, ingenieurs en it-specialisten in spé weten dat een tweede Aleppo slechts een kwestie van tijd is. De vraag of ze bij mij achter de boekenkast mogen, is een kwestie van tijd. En wat zeg ik dan?