De romantiek van de junk
Het was een terugkerende strijd; mijn ex en ik vlak voor het slapengaan. Hoe ik probeerde zijn blik te vangen voor een laatste tedere kus aan het eind van de dag. Hoe ik tegen beter weten in naar zijn turende kop keek in het bleke licht van zijn smartphone terwijl zijn rechterduim van app naar app ging. Ik pakte eens zijn telefoon af en stopte hem in mijn onderbroek. Duidelijker kon ik het niet maken. Inmiddels is mijn ex weg en heb ik zijn slechte gewoonte overgenomen. Mijn telefoon is mijn bedpartner geworden.
Neurowetenschapper Miranda Hill beschrijft in the New York Times hoe ze, terwijl ze werd afgewezen, precies voelde welke chemische processen er in haar plaats vonden. Haar parasympathisch zenuwstelsel werd geactiveerd toen haar geliefde zei dat hij het niet meer kon. Toen ze hem weg zag lopen, stuurde haar vagus zenuw een signaal van haar hersenen naar haar hart waardoor haar hart trager begon te kloppen en letterlijk voelde alsof het zou breken. Liefdesverdriet is afkicken. Wat wij denken dat houden van is, is net zo goed een verslaving. De neuronen in mijn prefrontale schors schieten zich helemaal gek. Maar ik kan me niet inchecken in een afkickkliniek, ik word niet geholpen door artsen en dagbesteding. Ik moet zelf op zoek naar de dopamine die ik aanmaakte toen ik met hem was. Enter smartphone.
Mijn telefoon is mijn methadon geworden. Met elke like krijg ik een shotje dopamine die het grote gemis verzachten. Coach Simon Sinek waarschuwt voor de gevaren van deze online verslaving voor Millenials. Hij stelt dat we zo het echte leven uit de weg gaan. Dat we alleen maar egoïstischer en oppervlakkiger worden. Ik zag zijn speech – oh ironie – op Facebook. Vlak nadat ik lusteloos mijn jaaroverzichtfilmpje had bekeken. Een reeks foto’s trokken voorbij. Grijnzend en glanzend keek ik steeds in de camera. Ik had me vaak ellendig gevoeld maar tjee, wat zag ik er goed uit. Het filmpje eindigde met het omineuze aantal likes dat ik zelf had gegeven; 1515 keer had ik het afgelopen jaar iemand een duimpje gegeven. Zoals elke dronkenschap van alcoholist uiteindelijk samenweeft tot één lange waas, kon ik me geen enkele like specifiek herinneren. 1515 keer heb ik andermans verslaving in stand gehouden. Misschien is dat niet erg. We zijn allemaal behoeftige dieren, toch? Toch keek ik achterdochtig naar mijn behoeftige duim op het scherm. Ik weet dat het beter is als ik uiteindelijk breek met mijn telefoon. Misschien moeten we eerst maar eens leren apart te slapen.