Dank je wel, Nederland
Zeventien dagen landarrest, zeventien dagen jezelf afvragen waarom je niet op een boot naar Samos stapt. Als half Afrika leegloopt richting Europa en Syriërs zonder enige terughoudendheid of zwemdiploma’s op een rubberbootje stappen, kan ik dat ook. Zou je denken.
Ik kán dat ook.
Het was het allereerste advies dat ik kreeg.
Een jacht dat onder Amerikaanse vlag vaart, stond vanaf het eerste moment stand by. “Ebru, een telefoontje en we gaan vissen.” Kosten 2000 euro – vrijheid is tegenwoordig best betaalbaar.
Mijn vader wuifde het weg: “Ben je helemaal besodemieterd?!” Mijn vader is bang voor water, zelfs de badkuip mijdt hij al zijn hele leven lang. Mijn moeder keek of ze vuur zag branden: “Je hebt niets verkeerds gedaan, daar zullen ze hier ook nog achter komen.”
Weglopen voor een rechtszaak, mijn ouders vonden het belachelijk.
Ik ook, vooral omdat ik élke Turk die mijn ouders adviseerde vroeg, wat ze zouden doen als ik hun dochter was geweest. Het antwoord was ontluisterend: “Je was allang weggeweest.” Ons keurige Nederlandse wachten op de beslissing of ik het land uit mocht, oftewel het vertrouwen dat wij hadden dat ik het land uit zou mogen, deelden zij niet.
Terwijl half Nederland afgaf op politiek Den Haag, wist ik dat er achter de schermen geduwd, getrokken, gepraat en gedeald werd. Op een boot stappen doet zo’n proces niet goed; sterker nog, het brengt al die Nederlanders die met mijn terugkeer bezig zijn, in een redelijk lastig parket. Uiteraard meldde ik in mijn gesprekken met onze hoogste politici die andere optie: “Ik kijk uit over zee, mijn uitzicht is echt prachtig. PRACHTIG is mijn uitzicht!”. De heren hoorden me.
En dus ging ik dinsdag shoppen in Izmir. Eerst ontbijten bij vriendinnen van mijn moeder, waar de heer des huizes opendeed: “Zeg heks, ben je nou nog steeds hier?! Wat hadden we nou afgesproken? Ik heb twee koffers met geld klaargelegd, wanneer stappen we op die boot?” Geen Turk met geld snapt wat je er nog doet. “Nou, shoppen!” En dus shopten we. Ik moest een nieuwe pet van mijn moeder, die oranje begon haatturken op te leveren in Kusadasi. Een rode werd afgekeurd, de witte gekocht. Een toetsenbord voor de iPad – mijn laptop zou met de avondvlucht vanuit Bodrum terug naar Nederland gaan, want totaal afgeluisterd. De krant belde: “Ik hoor dat je naar huis mag?” Wat een foute grap. Echt fout. Nee, ik ben aan het shoppen. Twee uur later belde de krant weer: “Ik hoor nog steeds dat je naar huis mag.” Laat die bron mij ‘es bellen, snauwde ik. Ik weet van niets. En keerde met mijn moeder huiswaarts.
Rond 18.00 uur ging de telefoon: ambassadeur Kees van Rij. “Je moet Heel. Goed. Luisteren. Heel. Goed. Vanavond om 22.25 uur zit je op de Transavia-vlucht naar Nederland. Tegen niemand zeggen. NIEMAND.”
Ik zei het tegen niemand – nou ja tegen TMG.
Die haalde me op in de slurf, ik leverde mijn telefoon in en was offline.
Maar nu ben ik terug. DANK JULLIE WEL NEDERLAND!