Beatrice en de krentjes
Ik had vorige week mijn DWDD-debuut en had het geluk dat ik tegelijk met terrorisme-expert Beatrice de Graaf in de visagie zat. Terwijl Beppie van de make-up me egaal kwastte, vertrouwde Beatrice me toe dat er een controverse bestaat over wat een martelaar nu precies te wachten staat in het hiernamaals. 72 maagden is de meest gangbare lezing. Nu lijkt me daar persoonlijk niks aan. Maagden maken over het algemeen slechte bedpartners. Onhandig, verlegen, gespannen. Je kan je beter vermaken met 72 cougars, lijkt me. Die hebben al een leven lang ervaring en weten precies hoe en wat.
‘Maar,’ zei Beatrice, ‘De vertaling is onduidelijk. Het zouden ook 72 krentjes kunnen zijn. Krentjes waren vroeger een delicatesse.’
Ik zag ze ze voor me, die kwade jonge gasten bij de hemelpoort, het bloed van de ongelovigen nog aan hun handen, terwijl Allah ze een doosje Sun-Maid overhandigt.
‘En bedankt, hè jongens. Nu lekker verantwoord snoepen.’
Ik moest terugdenken aan de stellingkasten van mijn oma. Vroeger maakte ze als eerste van de straat cultuurreizen door Egypte en Jordanië. Daar gaf ze lezingen over voor de dames van Hillegersberg. Tussen de steentjes uit Nazareth en benen kammetjes uit Gizmeh, lagen zakjes wit uitgeslagen nootjes. ‘Cashewnoten’, stond er in sierlijke dameshandschrift op een begeleidend papiertje. ‘Zeer exclusieve noot uit het Midden-Oosten.’ Dit zakje was dertig jaar geleden door de handen gegaan van de Rotterdamse goegemeente, begeleid door veel oeh’s en ah’s van de aanwezige dames. Dat beeld raakte me meer dan oma’s gejatte potjes van Romeinse opgravingen. Dit was van een geschiedenis die kleiner, maar veelzeggender is. Dat wat ooit exotisch en bijzonder was, is nu een ordinaire borrelsnack geworden.
De opmerking van Beatrice hield me bezig. Ik vroeg me af voor wat voor voedsel ik bereid was te sterven. Ik dacht aan hoe een stuk zoete ananas me kan ontroeren. Hoe verse jus zo lekker prikkelt. En een granaatappelpitje zo glad en sappig tegelijk is. Toen ik thuiskwam, pelde ik een banaan. Plette hem verrukt met mijn tong tegen mijn gehemelte alsof het een tegenstander was. Daarna opende ik mijn voorraadkast. Ik kneep in de zachte burritovellen. Streelde een blik knapperige maiskorrels. Toen zag ik het pak mueslimix. Met daarin de rozijntjes. Rimpelig en zoet. Als cougars.
Maagden, nee, dat begreep ik niet. Maar krentjes, ja, daar kon ik bij nader inzien toch wel inkomen.