Teken van volwassenheid
Het was tijd voor de jaarlijkse Vereniging Voor Eigenaren-vergadering. Daar zaten we, in de vergaderkamer met goed gestofzuigde tapijttegels. Een handjevol buren die onder en boven elkaar wonen, nu op een overzichtelijk rijtje naast elkaar. Dit zijn de mensen wiens koffiemolentje ik al een decennialang ‘s ochtends hoor. Ik heb ze kinderen zien krijgen en groet ze in de supermarkt. Toch kennen we elkaar nauwelijks. Zo goed en zo kwaad als het ging hebben we elkaar genegeerd, ons niet aan elkaar willen opdringen. En nu, jaren later, zijn we vriendelijke vreemden van elkaar.
Ik herinnerde me mijn eerst VVE-vergadering, jaren terug. Ik vond het destijds een overgangsritueel. Een teken van volwassenheid. Iets als een eerste keer stemmen of je rijbewijs ophalen van het stadhuis. En zoals dat gaat met dat soort plechtige momenten, vallen ze altijd tegen. In de kille tegelgang van het stemkantoor sta je lang te wachten en raak je bedwelmd door de chloorlucht, de verdienste van een ijverige schoonmaker. Bij het stadhuis word je niet eens gefeliciteerd als je triomfantelijk dat felbegeerde pasje aanneemt. En bij de VVE zijn er de agendapunten. De vastgoedbeheerder liep zijn vaste riedeltje af. Agendapunt één was het openen van de vergadering.
‘Bij deze open ik de vergadering.’
Vriendelijk keek hij rond. Wij knikten bemoedigend terug.
‘Punt twee, ingekomen stukken?’
Hij keek vragend rond. Wij keken onschuldig terug.
‘Punt drie, de begroting.’
En daar kwamen we bij het heikele punt. Ik staarde, net als de rest, naar tabellen met getallen. Onze kas. Net als in de wiskundeles vroeger, begreep ik ze niet. Plussen betekenen tekorten, minnen overschotten. Normaliter had ik het laten gaan, erop vertrouwend dat mijn buren het wel begrepen, maar vandaag had ik een opstandige bui. Ik weet niet waarom.
‘Kan dit niet in normale mensentaal worden opgeschreven?’ vroeg ik.
‘Het is echt de simpelste creditnota die er bestaat,’ zei de vastgoedbeheerder.
Er viel een stilte.
‘Het is mij ook niet helemaal duidelijk,’ gaf de buurvrouw toe.
‘Nee, niet echt,’ zei mijn buurman schoorvoetend.
Blijkbaar hadden mijn buren en ik jarenlang dezelfde tactiek gehanteerd. Bleken we toch meer op elkaar te lijken dan we wisten. Geduldig spelde de beheerder alles voor ons uit. Het voelde niet als een enorm inzicht; er zat maar net genoeg in kas voor de aanstaande reparaties aan het dak. Die zouden uitgevoerd worden door meneer Koedood en zijn compagnon Sjaak Edelschaap. Dat was dan wel weer leuk.