Bij de viskraam
Het was zo’n winterkoude dag waarbij de zon breekbaar schijnt en je, diep weggestopt in shawl, muts en wanten, je uitstrekt naar de warmte en denkt: ja, alles komt goed. Het waren dit soort kleine momenten die me deze week op de been hielden. Soms is de somberheid er al als ik opsta. Het verlamt niet, maar zorgt ervoor dat ik alles met een bepaalde tegenzin doe.
Ik liep over de markt. Het gemiauw van de groentevrouw met kort pittig kapsel die met een glijdende crescendo constant riep: ‘Muhloenuh, twee voor één,’ werd afgewisseld met de Berber van de snoepkraam, die hoog jodelend wees op de waren voor hem: ‘Eeneuroeeneuroeeneuroeeneuro,’ en zo verder. Daartussen het geritsel van plastic tasjes, van rinkelende munten en de langgerekte schreeuwen van meeuwen.
Al mijn kleren knelden; een teken dat ik wat lichter zou moeten eten de komende tijd. Met goede voornemens stopte ik bij de viskraam. Een stukje gestoomde kabeljauw, of een poontje uit de oven, daar zat ik aan te denken. Tot ik de versgebakken lekkerbekjes rook. Sylvia Witteman roemde al eens de troost van een warm visje, en ik wist dat deze hardnekkige bui met de juiste middelen weleens verkort kon worden. Ik had geen goede voornemens, maar troost nodig.
Naast mij stonden een man en een vrouw. Ze vielen allebei in de categorie gezellige dikkerdjes. Zij met een mooi, rond perzikgezicht, koket versierd met een gehaakte mutsje. Hij met een glooiend buikheuveltje onder zijn winterjas. De armen er kuis overheen gekruist.
‘Ik drink gewoon thee als ik honger krijg,’ zei hij luchtig, alsof hij absoluut niet verknocht was aan zijn koolhydraatjes. De vrouw knikte. ‘Mijn tussendoortje is nul procent vet-yoghurt. Je mag het weleens proeven,’ zei ze voorzichtig. ‘Ik krijg zo’n bak nooit in mijn eentje op.’
‘Wat zal het wezen?’ zei het meisje van de viskraam verveeld.
‘Een grote portie kibbeling,’ zei de man. ‘Met extra saus.’ Het meisje graaide de bleek gepaneerde stukken vis uit de toog en wierp ze in het vet, terwijl hij verontschuldigend zei: ‘Dan kunnen we delen, snap je?’ De mollige vrouw knikte begrijpend.
Ik was getuige van een even schuchter als schuldig schouwspel. De twee aanstaande geliefden hadden elkaar gevonden in goede voornemens en bestendigden hun band nu met een zondige snack. Ik kon me niets romantischer voorstellen en bestelde een extra lekkerbekje voor mijn vriend. Fietste daarna met liefde in vetvrij papier verpakt en honger terug naar huis.