Soms is het er. Soms niet.
Ik huilde eens in een supermarkt. Ik stond bij de groenteafdeling. Het kwam niet door de treurige, vergeelde spruitjes in de aanbieding, waarvan je wist dat ze niemand echt nog zouden smaken. Ik huilde omdat het leven me tegenzat. Ik had een ongelukkige relatie, kwam nergens aan de bak en had lelijke schoenen aan. De mensen die me zagen, sloegen een ander pad in. Niemand heeft zin om de huilende vrouw bij de spruitjes te troosten. Misschien zagen ze een labiele vrouw, een aandachtsziek type waar je niet meer vanaf komt in lelijke schoenen. Misschien hadden ze gewoon haast. Na een paar keer diep in- en uitademen, depte ik mijn tranen en liep met een vers, zilveren snotspoor afgeveegd aan mijn mouw, naar het broodbeleg. Ik voelde me beter. Soms is huilen zelf al genoeg troost.
Een goede vriendin zit momenteel in eenzelfde situatie. Soms is ze haar stralende, humorvolle zelf. Soms is ze de kniesoor die elk onrecht dat haar is aangedaan blijft herhalen. Ze verkleint een wereld vol mogelijkheden tot de waterpomp op een dorpsplein waar ze met haar vrienden elk karrenspoor analyseert dat door het dorp is getrokken. Hoewel ze altijd uitstekend schoeisel draagt, is het me soms teveel. Er zit een limiet op de empathie die je kunt opbrengen voor andermans leed.
Ook wereldleed kan moedeloos maken. Ik schreef dit jaar onder andere over kindbruidjes, zwanendrifters, racisme op de radio. De columns schrijven luchtte me op, alsof ik er iets aan deed. In feite had het vrij weinig impact. Mijn mening heeft weinig veranderd. Ik heb slechts mijn zegje gedaan bij de waterpomp op het dorpsplein. Misschien was je het met me eens. Misschien niet. Misschien stuurde je me een hatelijke opmerking of een naaktfoto terug. Ook dat had vrij weinig impact. Ik bleef schrijven zoals ik deed.
Soms lucht het op om ongenuanceerd te zijn. Je roept: ‘Bommen erop!’ of ’Hekken eromheen!’ Je hoopt dat een simpele oplossing de complexe stroom van ellende stopt. Dat doet het zelden. Het zorgt alleen voor meer rumoer. Afleiding is ook een soort troost. De vriendin met verdriet wil ik af en toe door elkaar schudden. Ik wil in haar oor tetteren: ‘Kappen nou!’ Dat doe ik niet. Ik zeg eerder: ‘Wil je nog wat drinken?’ Ik weet dat verdriet duurt zolang het duurt. Net zoals geluk. Je kunt het niet na- of wegjagen. Soms is het er. Soms niet. Die gedachte is even troostend als frusterend.