Trek in pindasoep
Na een grote aanslag in Europa zoals vrijdag in Parijs, staan alle opiniepagina’s vol met gloedvolle betogen en messcherpe opiniestukken. Groot leed brengt het beste naar boven in meningmakers. Een burgemeester vindt dat we ons te weinig mengen in de oorlog. Een columnist waarschuwt dat we niet de Amerikaanse war on terror achterna moeten gaan. Een hoofdredacteur roept op tot verdraagzaamheid en verbroedering. We mogen ons niet bang laten maken, zeggen velen. We moeten ons vermannen en verzetten. Vol moed ons leven leiden. Toch voel ik nog geen vurige daadkracht. Tot nu toe heb ik voornamelijk angstig voor de televisie gezeten.
Vrijdagnacht heb ik chattend doorgebracht met een vriendin die in Parijs woont. Die graag pindasoep eet bij Cambodge. Zij had het kunnen zijn daar op de grond, de lepel nog in haar hand. Maar ze was veilig. Toch waren we bang. Bang voor wat hier op zou volgen. De politieke represailles. Meer terreur. De vreemdelingenhaat van mensen die vluchtelingen verwarren met strijders. Bombardementen, meer vluchtelingen, doden, ellende.
Ik weet dat het onzinnig is om je te laten leiden door angst. Toch leef ik goeddeels zo om een vroege dood te vermijden. Eet weinig rood vlees en jog niet ‘s avonds laat door het bos. Ik weet dat de kans om te sterven er altijd is. Ik kan per ongeluk asbest inademen. De psychopaat met het keukenmes kan ook op mijn goed verlichte route door de kindvriendelijke wijk staan te wachten. Toch stap ik voorlopig niet zorgeloos in de Thalys, hoeveel opiniemakers me ook oproepen dapper te zijn. Ik wil simpelweg de kans om te sterven op een terras met een glaasje Chablis in de hand niet vergroten.
Ik heb deze angst eerder gevoeld. In 2004, na de treinbommen in Madrid, durfde ik twee dagen niet met de trein. Uiteindelijk ben ik er weer ingestapt. Al jarenlang sta ik weer gedachteloos en angstvrij op het perron te wachten. Het was destijds geen heldhaftige daad om weer naar het station te gaan. Ik had geen verheven gedachte over vrijheid en morele waarden toen ik een plekje zocht in de intercity. Ik moest naar school. En dat is alles. Wat ons nu diep schokt, vervaagt uiteindelijk door de alledaagse routine van het leven. Het is zo banaal. Je favoriete band speelt, iemand is jarig, je hebt trek in pindasoep. Je leeft je leven. En dan staat er ineens iemand met een kalasjnikov voor je.