Opa’s oxazepam
Toen opa stierf, kregen mijn vriend en ik, bij wijze van erfenis, zijn laatste strips oxazepam. Sinds hij eens zo ernstig schrok van een vuurwerkknal rond oud en nieuw dat hij er een hartaanval van kreeg, slikte de lieve man twee kalmeringstabletten per dag.
Ik schrijf deze column ’s nachts, want de angst heeft ook mij weer in zijn grip. Ik probeer hem te verwelkomen als een oude vriend. (Ha! Ben je daar weer, druiloor?) Columnist James Worthy heeft er regelmatig last van. Dichter Ingmar Heytze schreef een boek over zijn angst om Utrecht te verlaten. Schrijver en vlogger Sofie Rozendaal wil zich laten steriliseren, omdat er een kans is dat haar angststoornis erfelijk is.
Hoewel er genoeg op wereldschaal gebeurt om ons ernstig zorgen over te maken, wordt ons leven geregisseerd door de meest banale angsten; we durven niet voor de klas te staan, willen onze ex niet onder ogen komen, zijn bang voor gluten, fijnstof of magnetronstraling, durven ons huis of land niet te verlaten, zijn bang voor vuurwerkknallen of ons eigen DNA.
Misschien is het juist die banaliteit van het bestaan die ons zo beangstigt; dat we niets meer of minder zijn dan gemiddelde mensen in gemiddelde levens met gemiddelde zorgen. Zouden onze pietluttige angsten nog uitgroeien tot de monsters die ze nu zijn als we de sleutelfiguren waren in een groot verhaal? Als ons functioneren van landsbelang zou zijn? Kunnen we over onze schaduw heen springen?
Filosoof Damian Denys noemt angst ‘een soort franje waar je doorheen moet om vrijheid te voelen’. Angst is volgens hem ‘de emotie die ons de absolute vrijheid laat zien, daarom is hij zo beklemmend. Wanneer angst optreedt, word je geconfronteerd met iets buiten jezelf. Je merkt dat de wereld groter is, dat de mogelijkheden oneindig zijn’.
‘Bodemdrift’ noemde filmmaker Ari Deelder het, toen we eens langs een hoge kade liepen. Ze voelde de drang om te springen, simpelweg omdat het kon. Hoewel haar vader het troostende gedicht ’Voor Ari’ schreef (Daarom lieve Ari / wees niet bang / De wereld draait rond / en dat doettie nog lang), voelde ook zij de angst voor de oneindige mogelijkheden.
Ik probeer door de franjes van mijn angst te kruipen. Soms lukt het, soms niet. Vooralsnog benauwt het me. Opa’s pilletjes liggen binnen handbereik, maar ik laat ze nog even liggen. Het verlangen naar vrijheid kan ik vaak beter aan dan de vrijheid zelf.