Een verhaal met een angel
‘Ik stuitte ook op een egel, die snuffelend een ommetje maakte of misschien op weg was naar huis na een drukke nacht wormen kauwen. Ik hou van hun hobbelende tred, als van een oude man met een lamme heup die vanuit de kroeg op weg is naar huis.’
Hierboven een citaat uit ‘Geroezemoes in het gras’ van de blijmoedige Britse bioloog Dave Goulson. Iedere schrijver die egels met oude mannetjes en bidsprinkhanen met Alien-films vergelijkt, is wat mij betreft een grote.
Ook zijn eerste boek, ‘Een verhaal met een angel’, geheel en al gewijd aan de hommel, is een vermakelijke aanrader, ook voor mensen zonder scouting-verleden. Sinds ik Goulsons boeken las, kijk ik verlangend uit mijn raam op de eerste verdieping. Ik heb niet eens een frans balkon, maar wel een weids uitzicht over talloze privé-hofjes van Eden. Ik minacht de grindtegelterreur, keur de steriele, nectarloze hortensia’s in hun plastic bakken af, verfoei mijn buren als ze weer maaien. Want een grasveld, zo weet ik sinds Goulson, is een woestijn voor bijen.
Vorige week zat ik in een zaal vol knorrige imkers te luisteren naar de toekomst van de bij. Goulson was er ook bij. Ik leerde dat we in Nederland zo’n 358 bijensoorten hadden. Het was ruw schatten, want sommige waren al twintig jaar niet meer gezien. Het ging natuurlijk niet zo goed met de bij, want er lijkt zelden wél iets goed te gaan in deze tijd. Niet alleen het landbouwgif en de monocultuur van de gewassen maken het de wilde bijensoorten moeilijk, in de stad zijn de imkers waarschijnlijk ook deel van het probleem aan het worden. In Amsterdam staan bijna 700 nestkasten van honingbijen. Sinds de stad nog steeds geen bloemenzee is, moge het duidelijk zijn dat de gewone franjegroefbij en het roodgatje het daar maar moeilijk hebben. Goulson werd gevraagd hierop te reageren. Zijn antwoord was verrassend simpel.
„Plant meer bloemen.”
En daar ligt nog wel een taakje voor de tuinbezitters onder ons, want we kunnen wel blijven kankeren op het krankzinnige subsidiebeleid van de EU of op de Rabobank die de duurzame landbouw te weinig stimuleert, maar volgens Goulson is zo’n veertig procent van het grondbezit particulier. Daar kun je heel wat bloemrijke, nectarvolle oases van maken. Mocht je niet in het bezit zijn van groene vingers of een tuin, dan zit er niet anders op om als troost, net als ik, Goulsons boeken te lezen.