Afgebrokkelde kastelen
In het buitenland neem ik alle tijd om afgebrokkelde kastelen van derderangs adel te bezichtigen, in Nederland heb ik het te druk of ben ik te lui om me te interesseren voor de eigen geschiedenis. Daar moest deze zomer maar eens verandering in komen. Ik besloot Kinderdijk te bezoeken.
‘De paden op, de lanen in’ wordt door mijn leeftijdsgenoten over het algemeen gezien als iets truttigs. Dat imagoprobleem komt deels door de types die er wel op uit trekken. Persoonlijkheid gaat verborgen onder ritsen en zakken op strategische plekken. Hun outfits hebben overwegend dezelfde zachtbeige kleur als de (inmiddels uitgestorven) trekduif.
De vogel was een plaag in het Noord-Amerika van de 19e eeuw. Wanneer een kolonie opvloog, verduisterde zij de lucht. In 1866 werd in Ontario een vlucht genoteerd die veertien uur duurde voordat hij van begin tot eind overgetrokken was.
Zo is het ook met de opsmukloze babyboomers op avontuur. Ze zijn met teveel, ze verstoren de esthetische balans van de omgeving. Soms verlang ik terug naar de tijd van de klederdracht, van de kanten kapjes en gesteven kragen. Je was destijds misschien een misselijke klootzak, maar wel een die het bekijken waard was.
Ik wandelde langs rivier de Noord op weg naar het werelderfgoed. Het uitzicht onderweg is gegijzeld door inwisselbare loodsen en kantoorgebouwen. Godvrezende familiebedrijven schijnen hier al honderden jaren de Nederlandse bagger, staal- en bouwindustrie te laten draaien. Atis. Nedstaal. Oceanco. De compagnieschepen en de walvisvaarders werden hier te water gelaten. Dit is waar de palmeilanden van Dubai worden bedacht.
De geschiedenis is opvallend goed weggewerkt. Als je het niet weet, leer je het daar in ieder geval niet. Er sjeesde een wielrenner voorbij in een kanariegeel spandexpak. Later haalde ik een bejaarde man op een karretje in. Passeerde ik twee middelbare vrienden. Mannen trekken blijkbaar voor hun ontspanning door bedrijvenparken. Ik vraag me af wat zij zien en of het hun wél trots stemt.
De molens op Kinderdijk stonden er prachtig bij. De wieken draaiden zo traag als lome koeien herkauwen. Wat vroeger hightech was, is nu een oerbeeld. Ik werd met de toeristen en dagjesmensen door de droomvlucht gevoerd. Misschien zijn de foeilelijke bedrijvenparken die nu ons landschap verkavelen over een paar honderd jaar de idylle van het verleden. Het heeft nu al een aantrekkingskracht op sportende mannen, wie weet worden dagjesmensen later massaal op karretjes langs de gepunte hekwerken getrokken.