Dutch Comfort
De twee vrouwen stonden voor me in de ziekenhuislift. We gingen naar boven, want het was bezoekuur. Hun praktische, korte kapsels waren in woeste roodtinten geverfd. Waarom de driekwartsbroek zo’n succes is onder vrouwen met een maatje meer weet ik niet, maar ook deze twee accentueerden hun plompe silhouet met zo’n enkels-in-de-windmodel.
„Ze mag blij zijn dat het haar linkerarm is”, zei de een. „Als je de rechter verbrijzelt, dan heb je pas echt een probleem.”
„Of haar benen. Achter de balie van de Wereldwinkel past geen rolstoel. Dan had ze ook nog eens ander werk moeten zoeken”, zei de ander.
Ze waren een moment stil en stelden zich alle mogelijke vormen van rampspoed voor. Zo bezien had hun collega geluk gehad met haar verbrijzelde arm.
„Ze mag blij wezen dat ze er niet zo’n enge ziekenhuisbacterie bovenop heeft gekregen”, besloot de ene.
„Of iets chronisch”, zei de ander. „Aan d’r darmen.”
Troost bieden door ellende te relativeren, het schijnt iets typisch Nederlands te zijn. We doen het al lang; de term Dutch comfort werd in de 17e eeuw door de Britten bedacht. Nu blokkeerden we in die tijd dan ook de Thames en brachten heel wat van hun schepen tot zinken, dus de Britten konden niet echt genieten van onze goede eigenschappen. Toch is de term nog vaak griezelig accuraat om onze reactie op ellende te beschrijven.
Ik vraag me af of de patiënt met de verbrijzelde arm daadwerkelijk is getroost met de gedachte dat het veel erger had gekund; ja, ze leeft nog, maar ze heeft wel helse pijnen en moet de komende maanden met een plastic zak om haar arm douchen. Wat mij betreft heeft ze wel wat medelijden verdiend.
Nu zijn Nederlanders over het algemeen wat angstig voor grote emoties. Zelden werpt iemand zich hier bij begrafenissen wanhopig ter aarde. Epische huilbuien worden verdrongen of binnenskamers beleefd. Dutch comfort lijkt meer een manier om de eigen angst te beteugelen dan om daadwerkelijk medeleven te tonen. Alsof verdriet besmettelijk is.
Op weg naar buiten zag ik ze zitten in de koffiehoek.
„Ik heb dan wel last van mijn rug”, zei de een, „maar ik ben blij dat ik niet zo lig te creperen.”
De ander knikte driftig. „Of in een pannetje moeten poepen waar iedereen bij is.”
Tevreden slurpten ze van hun koffie. Er was misschien een hoop op ze aan te merken, maar hun Dutch comfort werkte perfect.