Stelen doe je zo
De jongen is het prototype van de hoofdstadbewoner: lang. Blondachtig haar – uiteraard in een staartje. Nonchalante kleding. En houding. In zijn hand een plastic tasje met fruit en nog wat. Twee boodschappen. Hij schuifelt in een rechte lijn langs de rij – langs mijn buurman Reza en mij – en een fractie van een seconde denk ik dat hij de korte en verkeerde weg naar de mandjeskassa wil nemen. Maar niets van dat alles. Hipsterjugend vervolgt zijn rechte lijn langs mij naar de uitgang en buigt links de straat in.
Mijn mond valt open. Een overvolle Albert Heijn. Vier kassa’s met rijen. Personeel en klanten zijn ergens druk mee: de een met wachten, de ander met scannen. De jongen voor mij in de rij heeft niets in de gaten, hij gaat zelfs keurig opzij terwijl hij wordt geholpen. Achter mij een vrouw. Hoewel ik nog even denk hem te ‘verraden’ als ik er wat van zeg, kom ik snel bij zinnen. „Ik wil niet lullig doen maar er loopt net een jongen met spullen je winkel uit”, zeg ik tegen het kassameisje. Blond. Roze lippenstift.
Misschien had ik niet ‘je winkel’ moeten zeggen want ze begrijpt geen woord van wat ik zeg. Maar ik ben te verbijsterd om mijn woorden aan te passen en herhaal in keurig Nederlands mijn zin. De jongen voor me kijkt vreemd op, verroert geen vin. Het kassameisje gaat rustig door met scannen. Lijkt het te begrijpen. Hoewel? ‘Had hij boodschappen bij zich?’ Nee troela, hij kwam voor zijn lol naar Albert Heijn, wat denk je zelf?! In alle rust pakt ze haar telefoon, klemt de hoorn op haar schouder en mompelt wat over een klant die met boodschappen de winkel uitgelopen zou zijn. Ondertussen rekent ze met de jongen die voor me staat, af. Mijn ongeloof over wat ik zojuist gezien heb, ebt niet weg. Stadsmeisje of niet, aan mijn leven onttrekt zich het geweld en ook het onfatsoen dat gepaard schijnt te gaan met een grootstedelijk bestaan. Het ergste dat me in Bos en Lommer overkomt, is wat gescheld: soit. Maar diefstal?
Inmiddels ben ik aan de beurt. Terwijl mijn boodschappen worden gescand, bespreken buurman Reza en ik waar ik net getuige van ben geweest. En dan hou ik het niet meer. „Heb je eigenlijk nog actie ondernomen?”, vraag ik het kassameisje. Weer kijkt ze me aan. En weer moet ik mijn zin herhalen. Veel blonder worden Nederlandse meisjes niet. „Ik heb de chef gebeld”, zegt ze. „Dat is zij, met dat hoofddoekje.” Ze wijst een grietje bij de mandjeskassa aan. Reza overhandigt een bonuskaart, ik reken af en denk: Tweede Pinksterdag. Waar maak ik me druk over?