Als de shit de fan hit
De komende week is Rotterdam vervuld van het filmfestival. De stad is een week lang zoals de stad zou moeten zijn: cafés en restaurants vol, elke avond drukbezochte feesten. De straten vullen zich met artistieke types uit alle delen van de wereld. Ze dragen dure schoenen en schijnen zes films op een dag te kijken. Fans van tieten-schieten-helikopterfilms kijken argwanend om zich heen als ze hun vertrouwde Pathé-bioscoop op het Schouwburgplein betreden. Geen Amerikaanse kaskrakers op het scherm, maar de keuze tussen een Noorse film over palingvissers of een episch liefdesdrama tussen een eskimo en een zeehondjesknuppelaar. Gelukkig kunnen ze nog wel gewoon popcorn kopen.
Dit jaar was ik bij de openingsfilm van het festival. Het was een happening met champagne en een rode loper. Even had Rotterdam zelfs een vleugje glamour. Na een staande ovatie voor burgemeester Aboutaleb, die ook een avondje uit was, begon de film War Book. De centrale vraag in de film: wat als Pakistan een atoombom laat ontploffen in Mumbai? Hoe reageert de wereldpolitiek erop? Wat zijn de consequenties? De film volgt een groep Britse overheidsfunctionarissen die al vergaderend, als ware het een Dungeons and Dragons-spel, een draaiboek in elkaar zetten, mocht de shit ooit echt de fan hitten.
Ik lees al jarenlang kranten. Ik weet van Franz Ferdinand en ik heb geleerd over het verdrag van Versailles, maar War Book kreeg in negentig minuten voor elkaar wat achttien jaar scholing me niet heeft kunnen bijbrengen. Begrijpen hoe oorlog begint. En dan bedoel ik niet feitenkennis, maar het daadwerkelijk begrijpen van de stappen die politici nemen in een crisissituatie, dat het niet alleen impulsiviteit is die een conflict laat escaleren. Dat ook afwachten funest kan zijn. Er wordt geen druppel bloed getoond, maar duizenden levens worden met een pennenstreek afgeschreven. Als één dominosteen eenmaal is gevallen, vallen er altijd meer. War Book laat zien hoe kwetsbaar onze vrijheid is. En hoe weinig we die werkelijk waarderen.
Actueler had het festival niet kunnen beginnen. De gin-tonics op de afterparty spoelden de bittere nasmaak van de film niet weg. Ik haalde mijn jas uit de garderobe en vertrok. Voor mij liep Aboutaleb. Hij had zijn kraag hoog opgezet. Het was guur buiten. Hij moest vast vroeg weer op. Vergaderen, een stad besturen, beslissingen nemen. Ons met pennenstreken tegen rampspoed behoeden. Ik wilde hem succes wensen, maar liep zwijgend naar huis.