Volgens het OMT zijn extra maatregelen tegen mazelen nodig
De overheid moet extra maatregelen nemen nu het aantal besmettingen met mazelen toeneemt. Dat adviseert het Outbreak Management Team (OMT) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
De ziekte is vooral gevaarlijk voor jonge kinderen. Daarom adviseert het OMT dat broertjes en zusjes van kinderen met mazelen niet naar het kinderdagverblijf mogen gaan tot het einde van de incubatietijd. Dat is de periode waarin ze besmet zouden kunnen zijn maar nog niet ziek zijn geworden. Die duurt bij mazelen ongeveer twee weken. Het OMT adviseert ook om groepen binnen een kinderdagverblijf bij een besmetting zo veel mogelijk van elkaar te scheiden.
Het OMT adviseert verder om extra vaccins in te kopen en om vaccinatie toegankelijker te maken, om de vaccinatiegraad te verhogen. Die is de afgelopen jaren gedaald, waardoor mazelen zich gemakkelijker kunnen verspreiden.
Regionale uitbraak
In Nederland zijn de afgelopen weken zeker 64 besmettingen vastgesteld. De meeste gevallen zijn in Eindhoven en omstreken onder arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Volgens Tjalling Leenstra, hoofd van de Landelijke Coördinatie Infectieziektenbestrijding, is er „sprake van een regionale uitbraak, maar zeker nog niet landelijk”.
De vorige uitbraak van mazelen was zo’n tien jaar geleden. Bijna 3000 mensen liepen toen de ziekte op. Zij hebben daardoor bescherming gekregen. De kinderen die daarna zijn geboren en niet zijn gevaccineerd, hebben die bescherming nog niet. Het OMT houdt er rekening mee dat er over een paar jaar een grotere uitbraak komt, wanneer de onbeschermde kinderen naar de middelbare school gaan en het virus zich snel van plaats naar plaats kan verspreiden. Bij een besmetting op een basisschool blijven de mazelen eerder binnen de wijk of het dorp, aldus de adviseurs.
De overheid wil ook het programma van vaccinaties aanpassen. Kinderen krijgen nu de eerste prik tegen bof, mazelen en rodehond (BMR) wanneer ze veertien maanden oud zijn. Eerder vaccineren werkt volgens het RIVM averechts. De tweede BMR-prik moet worden vervroegd, van 9 jaar naar 3 jaar. „Kinderen zijn dan op jongere leeftijd optimaal beschermd, maar het kost tijd, dat is niet van vandaag op morgen”, aldus het RIVM.
ANP