Geen landelijke mondkapjesplicht, wel lokale experimenten
Burgemeesters mogen gaan experimenteren met een lokale mondkapjesplicht als ze zien dat het op sommige plekken druk wordt. Dat is besloten in een overleg tussen de veiligheidsregio’s en het kabinet.
Veiligheidsregio’s willen mondkapjes inzetten om te kijken of het dragen ervan invloed kan hebben op het gedrag van mensen. Het gaat niet alleen om het dragen van mondkapjes, maar er worden mogelijk ook andere maatregelen getroffen in bepaalde regio’s om het coronavirus te bestrijden. Het kan bijvoorbeeld gaan om regio’s waar het aantal besmettingen flink oploopt. Over de voorwaarden wordt nog gesproken, zei voorzitter Bruls van de Veiligheidsraad.
Geen reden om mondkapje te verplichten
Het Outbreak Management Team (OMT) ziet nog altijd geen reden om het dragen van een mondkapje landelijk te verplichten. Er is niet genoeg wetenschappelijk bewijs dat de mondkapjes werken, vindt het OMT na weging van de nieuwste inzichten en onderzoeksrapporten.
Wel mogen veiligheidsregio’s lokaal gaan experimenteren met eigen maatregelen als het aantal besmettingen snel stijgt. Hoe het besluit precies vorm gaat krijgen is nog niet duidelijk. Daar wordt in de loop van de week nog over gesproken.
Dat veel burgemeesters verschillend denken over de invoering van mondkapjesplicht was van tevoren al duidelijk. Sommigen zien er niets in, terwijl anderen juist meer mogelijkheden willen om lokaal mondkapjes toch verplicht te stellen.
‘1,5 meter afstand meest effectief’
Minister Tamara van Ark benadrukte dat het houden van 1,5 meter afstand ‘het meest effectief’ is tegen corona. Volgens haar is het daarom belangrijk nu in te zetten op het beïnvloeden van gedrag, zodat meer mensen zich aan de regels houden. „We mogen niet verslappen met elkaar. Vooral op regionaal niveau moet daarom gekeken worden welke middelen hier toereikend voor zijn. We moeten dat instrumentarium stevig onder de loep nemen.”
Ook Bruls zei dat men „alles uit de kast moet halen om gedrag weer goed te krijgen.” Hij denkt daarbij onder andere aan publiekscampagnes, maar ook op het gericht aanspreken van bepaalde doelgroepen zoals jongeren. „Het belangrijkste is dat regio’s de ruimte hebben om op te treden.”