Bouwers van Rotterdam
De afgelopen maanden verschenen er aardig wat biografieën van Rotterdammers die mede de stad en haven vormgaven. De Nieuwspeper pikt er twee uit die wat minder aandacht kregen, maar meer verdienen: die van havenman Jacques Schoufour en die van ex-wethouder Hamit Karakus. Schoufour bepaalde vanaf de oorlog mede het gezicht van de haven, en Hamit Karakus dat van de stad. Zonder hen zou Rotterdam er waarschijnlijk anders hebben uitgezien. Jacques Schoufour en Hamit Karakus werkten beiden mee aan hun biografie.
Het duurt even voordat Jacques Schoufour (1927-2014) op stoom komt. Zijn schoolcarrière is mede door de Tweede Wereldoorlog geen doorslaand succes. Daarom stuurt zijn vader hem direct na de oorlog naar Londen. Daar mag hij in de haven, naar eigen zeggen onder erbarmelijke omstandigheden, sjouwen, kolen scheppen en stinkende beenderen lossen. Na deze harde leerschool keert hij terug naar Rotterdam, waar hij de spectaculaire schaalvergroting van de haven mede gaat vormgeven. Deze inspanningen maken Rotterdam in 1962 tot de grootste haven ter wereld.
All you can eat
Historicus Matthijs Dicke kreeg inzage in de aantekeningen die Jacques Schoufour vanaf het begin van zijn carrière bijhield. Dankzij deze informatie komt de havenman tot leven en leert de lezer hem kennen als een Rotterdammer van het type ‘niet lullen maar poetsen’. Ook maakt de lezer kennis met de kameraadschappelijke sfeer tussen havenondernemers in de wederopbouwjaren. Zij blijken fan van het all-you-can-eat-concept: “Vaak gingen we een borrel drinken of uit eten. Bijvoorbeeld naar een restaurant waar je voor 10 gulden zoveel mocht eten als je maar kon en waar we na 10 keer gerookte paling halen weer buiten werden gezet.” Het bleven oorlogskinderen.
Fusiegeweld
In de haven toont Jacques Schoufour dat hij visie heeft. Waar anderen nog weifelen, ziet hij dat vanwege de naoorlogse groei van de economie de almaar groter wordende schepen met meer efficiëntie in grotere havens gelost moeten worden. Deze schaalvergroting brengt heftig fusiegeweld teweeg, dat uiteindelijk alle Rotterdamse familiebedrijven zal verzwelgen. Hierdoor verzakelijkt de havensfeer. Schoufour ergert zich regelmatig aan aandeelhouders die louter geïnteresseerd zijn in resultaten en rendementen en niet in de mensen achter de cijfers. Hij weet zich overigens goed staande te houden in die veranderende havencultuur. Zo maakt hij na een fusie van Frans Swarttouw Havenbedrijven het grootste massagoedoverslagbedrijf ter wereld.
Koppelbazen
Jacques Schoufour ziet ook een opvoedkundige taak voor de onderneming weggelegd: “Het besef bijbrengen dat productie komt voor consumptie en dat men daadwerkelijk mee moet denken, en aan het geheel, dus aan zijn medemens.” Deze zienswijze wordt mede ingegeven door de onrust die de haven vanaf eind jaren 60 treft. Mensen willen meer loon en zijn onzeker over hun werk door de razendsnelle opmars van de container. Een kleine recessie rond 1967 maakt de havenarbeiders werkloos, die in een arbeidspool zitten waar havenbedrijven een beroep op doen bij veel werk. In 1970 is er juist meer werk dan dat er arbeiders zijn en slaan koppelbazen hun slag. Het Centraal Station groeit uit “tot de grootste officieuze arbeidersbeurs uit de geschiedenis”. Met zijn reputatie als goed onderhandelaar kan de hoffelijke verbinder Schoufour vol aan de bak tijdens de wilde want ongeorganiseerde havenstakingen. Hij weet namens de Scheepvaartvereniging Zuid (SVZ, de vereniging van havenondernemers, tegenwoordig Deltalinqs) een akkoord te bereiken. Na zijn carrière als havenman wordt Schoufour voorzitter van die vereniging. Hij onderhandelt onder meer met stakingsleider Paul Rosenmöller, een man die hij hoog heeft zitten.
Aartsbedelaar
Alsof hij al niet genoeg te doen heeft, staat Jacques Schoufour als bestuurder ook aan de basis van de professionalisering van het CHIO. En als bestuurder zorgt hij mede dat de in verval geraakte Diergaarde Blijdorp opleeft en de doorbraak naar het Roel Langerakpark kan maken. Als kers op de taart weet Schoufour genoeg geld bij elkaar te sprokkelen – “Ik ben aartsbedelaar geworden en dat is niet altijd leuk” – voor het uit oranjekleurige, stalen balken opgetrokken monument de Nieuwe Delftse Poort van Kunst & Vaarwerk. Jacques Schoufour was een bijzondere man en was belangrijk voor Rotterdam, zoveel is zeker. Deze doorwrochte biografie zal vooral mensen aanspreken die veel op hebben met de haven.