Wouter schreef aan Arcade: ‘Duncan vond mij de boeman’
Diep verstopt in de Maassilo bevindt zich de van daglicht verstoken studio van Wouter Hardy (28). Tweeënhalf jaar sleutelde Wouter hier aan Arcade, de song waarmee Duncan Laurence (25) dit jaar het Eurovisie Songfestival won. Toch werken de producer en de zanger niet meer samen. Hoe zit dat?
Heel verrassend is het niet om producer Wouter Hardy tegen te komen in de volle concertzaal. Zo’n 1700 bezoekers van alle leeftijden zijn afgekomen op het concert van Duncan Laurence op 11 oktober in de Maassilo. Natuurlijk staat Hardy in de buurt van de mengtafel, waar het geluid het allerbeste is. Lang voor zijn zege op het Eurovisie Songfestival in Tel Aviv was Duncan Laurence reeds geboekt voor dit optreden. Voor de gelukkigen met een kaartje is dit intieme concert een buitenkans. Wie Duncan Laurence nu nog live wil zien, moet de komende weken afreizen naar steden als Londen, Berlijn of Oslo. Eind maart 2020 treedt hij op in Ziggo Dome in Amsterdam en uiteraard zingt hij op 16 mei in Ahoy zijn winnende lied Arcade tijdens de finale van het Eurovisie Songfestival.
IJle momenten en bombastische climaxen
Muziek van Duncan Laurence is onlangs opgenomen bij Capitol Records in Los Angeles, maar het eerste album is nog niet verschenen. Ook zijn nieuwe single Love Don’t Hate It is tijdens het concert in de Maassilo nog niet bekend bij het publiek. Het optreden maakt echter duidelijk dat Duncan Laurence veel meer goede muziek in zijn repertoire heeft dan alleen Arcade. Met zijn band zet hij een intrigerende sound neer met ijle, breekbare momenten, maar er zijn ook prettig bombastische climaxen waarin Duncan moeiteloos zijn kopstem met zijn gewone zanggeluid afwisselt.
„Da’s mijn liedje”, zegt Wouter Hardy af en toe trots als er net een nieuw nummer is ingezet. Op het podium staat Duncan Laurence te stralen. De goede stemming van het publiek en de in geluidstechnisch opzicht enorm opgeknapte zaal helpen daarbij.
Tussen de nummers door vertelt Duncan het publiek dat hij lang heeft uitgekeken naar het moment dat hij op tournee kon gaan. En dat hij er enorm van geniet dat dit nu eindelijk werkelijkheid is geworden. Ook vertelt hij hoe blij hij is dat het Songfestival in Rotterdam plaatsvindt, de grootste stad in de buurt van Hellevoetsluis, waar hij opgroeide, en dicht bij Spijkenisse, waar hij is geboren. De zanger deelt ook met het publiek hoe bijzonder het is om in de Maassilo op te treden.
Wat Duncan Laurence dan niet vertelt, is dat hij in ditzelfde gebouw, samen met Wouter Hardy, meer dan twee jaar werkte aan Arcade. „Toch jammer”, zegt Hardy daarover tijdens het concert. Niettemin geniet hij zichtbaar.
Nachtenlang zwoegen
Eenmaal in die studio vertelt Wouter Hardy dat niet veel mensen weten dat het winnende liedje van het Eurovisie Songfestival hier is gemaakt. Hardy: „Mede doordat ik meer dan twee jaar nachtenlang heb zitten zwoegen is het Songfestival naar Rotterdam gekomen. In het begin zijn Duncan en ik met zijn muziek langs de platenmaatschappijen gegaan. Niemand wilde het hebben. Het was het nog net niet.” Bij de eindversie was dat anders. Arcade is nu opgebouwd uit maar liefst 165 sporen ,die allemaal tot in de perfectie zijn uitgedacht. Zangeres Ilse de Lange wist met die kennis de televisiebazen van AVROTROS te overtuigen om Duncan Laurence een kans te geven op het Eurovisie Songfestival.
Op tournee met Sharon Kovacs
Sinds een jaar of zeven woont Wouter Hardy in Rotterdam. „Eerst woonde ik tussen havenbedrijven aan de Sluisjesdijk. Dat industriële vind ik heel tof. Dat gevoel heb ik ook bij de Maassilo. Dat ijzerwerk, dat immens forse gebouw: het klopt gewoon. Ik hou van groots, donker en mysterieus. Dat hoor je ook in mijn muziek.”
Wouter Hardy is geboren in Boxtel, waar hij op zijn negende jaar trompet ging spelen. Daarmee trad hij op in een dweilorkest en later in een bigband. Op zijn 18e kreeg hij een keyboard. „Ik speelde mee met de radio en raakte helemaal verslaafd aan dat instrument.” Hardy volgde de mbo-opleiding Rock City Institute in Eindhoven en werd daarna aangenomen op Codarts, het Rotterdams conservatorium. Het eerste jaar studeerde hij toetsen. Hardy: „Ik was daar te veel bezig met produceren. Het tweede jaar ging ik studioproductie studeren, maar ik voelde me nog steeds niet op mijn plek. De school hield me op in wat ik echt wilde doen. In die tijd was ik ook al aan het toeren.”
Hardy speelde bij de succesvolle coverband The Dirty Daddies en werd door Sharon Kovacs gevraagd om in haar band toetsen te spelen. Internationale tournees met optredens op grote festivals als Pinkpop en Sziget volgden. „Dat werd me te veel. In 2016 ben ik met Kovacs gestopt. Het was mijn eerste echte dip na te hard en te veel werken. Nog steeds werk ik zes dagen in de week, 12 uur per dag. Maar ik heb wel geleerd hoe ik ‘nee’ moet zeggen.”
Zoekende, onervaren jongen
Eind 2016 kwam er veel moois samen. „Ik leerde Duncan kennen. Muziekuitgeverij Sony/ATV, waar Kovacs ook bij zit, had ons aan elkaar gekoppeld. Duncan was destijds echt zo’n zoekende, onervaren jongen. Ook ik was zoekende. Voor mij was hij het eerste project waarin ik, na mijn muzikantenleven, als producer mijn tanden ging zetten.
Zoals ik met Duncan heb gewerkt, zal ik dat nooit meer doen. Maar het is het meer dan waard geweest. We hebben allebei veel van elkaar geleerd. Tweeënhalf jaar duurde de samenwerking. We leefden met elkaar en werden goede vrienden. Als je zo hecht samenwerkt, moet je elkaar wel alles durven zeggen. Bij Duncan viel dat niet altijd goed. Er was geen ruzie maar wel irritaties, ongeduld en stemverheffing. Ik was de boeman.
Waarom hadden we nog geen muziek uitgebracht? Hij vond me te perfectionistisch. Een pauze van een maand of drie hielp. We zaten te veel in het liedje. We zetten twee stappen terug en één vooruit. In de tussentijd luisterden we naar filmmuziek en hebben nog acht andere liedjes gemaakt. Daarna konden we Arcade afmaken. Vervolgens haalden we het hoogst haalbare, maar dat konden we niet goed samen vieren.
De nieuwe single heb ik niet geproduceerd. We spreken elkaar niet meer, we werken niet meer samen. Dat is zeker spijtig en niet mijn keuze. Ik had graag nog jaren samengewerkt. Toch ben ik dankbaar dat we dit samen hebben beleefd. Het geeft mij meer vrijheid om te werken met andere artiesten en aan mijn eigen muziek. Duncan heeft een ander pad gekozen en ik wens hem geluk en succes.”
Duncan Laurence kan volgens zijn manager geen reactie geven. Niet omdat hij dat niet zou willen, maar eenvoudig door de enorme aandacht voor hem en de drukte die dit met zich meebrengt.
Analoge geheimen van Arcade
In zijn studio laat Wouter Hardy zijn Polaroid-foto’s zien. Die hangen net onder het raam in het muurtje dat twee kleine ruimtes scheidt. Op een daarvan staat hij met Duncan Laurence in Tel Aviv, met de net ontvangen hoofdprijs. Daarnaast hangen Polaroid’s met artiesten waarmee Hardy nu aan het werk is, zoals de Rotterdamse zangeres Nina Sampermans en Jesse Nambyar, de oud-zanger van Valerius, die nu solo gaat.
„Ik vind Polaroid’s veel leuker dan digitale foto’s van de telefoon. Ik hou van analoog.” Die liefde voor oude apparatuur uit de vorige eeuw is ook zichtbaar in zijn studio. Het is een van de geheimen van het succes van Arcade. „Al mijn synthesizers zijn analoog, ze komen uit de jaren 70 en 80. Het is veel beter werken dan met een computer. Het is fijn om aan de knoppen te kunnen zitten, om die te voelen. Dit is hoe vroeger muziek werd gemaakt en ik snap waarom.”
Van Oscar Holleman, de producer van Kovacs eerste album, kreeg Hardy veel goede tips. „Hij kan zich op- en afsluiten. Dan maak je pas dingen die je zelf mooi vindt. Probeer niet te maken wat hip is, maar vertrouw helemaal op jezelf.” Ook kreeg Hardy advies van Bruce Swedien, de mixer van Michael Jacksons Thriller. „Hij zei: probeer als je mixt al je zintuigen uit te zetten. Die workflow probeer ik ook toe te passen. Vannacht heb ik daarom de klok uitgezet en het licht uitgedaan. Mijn oren zijn dan veel meer gefocust en ik kan me dan beter concentreren op wat er uit de speakers komt.”
Het lint van de oude piano
Aan de andere kant van het studioraam staat een oude piano. De klankkast staat open, tussen de hamertjes en de snaren is een lint zichtbaar. „Dat is bedoeld voor kinderen die piano studeren en vanwege de buren niet te veel herrie mogen maken. Voor Arcade werkte dit heel goed. Het nummer begint zachtjes en wordt daarna filmisch en groots, precies zoals mijn eigen muziek. Die piano kocht ik voor 50 euro. Later heb ik de voormalige eigenaar nog bedankt voor het feit dat we met zijn piano het Songfestival hebben gewonnen. Dat vond hij geweldig.”