Amelandseplein #3: Een buurt vol bordjes
Ellen Mannens woont sinds kort in de Amelandsestraat in ‘probleemwijk’ Carnisse. Ze gaat op zoek naar de ware aard van haar buurt.
Carnissenaren, de bewoners van de wijk Carnisse, communiceren met briefjes en bordjes. Dat begint bij het verlaten van mijn portiek. ‘DEUR DICHT A.U.B.!!!’, schreeuwen blauwe balpenletters me toe. Het A4’tje zit alleen aan de bovenkant met plakband aan de deur vast, waardoor de onderkant irritant naar je gezicht fladdert bij het openen van de deur. Alsof de boodschap extra kracht bijgezet moet worden. Het werkt. Ik check altijd of de deur achter me in het slot valt. Bij het omkijken komt briefje 2 tevoorschijn: ‘DOE ONS EEN LOL – plaatje verbodsbord met poepende hond – HIER GEEN DROL’. Gevolgd door de licht dreigende tekst: ‘DE POLITIE WAAKT, STADSTOEZICHT OOK’. Op anderhalve meter van de deur ligt een drol. Een niet in je gezicht fladderend briefje heeft duidelijk minder effect.
Capuchon
Om de hoek, bij snackbar en eetcafé Huijsman, moet je het niet in je hoofd halen om met capuchon naar binnen te stappen. Het verbodsbord wordt vier keer herhaald op alle beschikbare ramen en deuren. Kom je zonder capuchon binnen, dan zijn ze hier alleraardigst. “Het restaurant is ook heel gezellig”, liet ik me laatst vertellen toen ik op zondag tussen de Kuip en Studio Sport mijn patatje haalde. “Geen vervelende mannen. Ook goed te doen voor een vrouw alleen.”
Fietsenzaak
Vandaag sla ik de patat over. Ik ben op zoek naar de fietsenzaak die een stukje verderop moet zitten. Gevonden. En jawel: met een bordje op de deur. Een verbodsbord voor fietsen. “Wat een raar bordje voor een fietsenzaak”, zeg ik bij binnenkomst. “Niemand begrijpt het”, zegt de fietsenmaker. “Ze komen allemaal met hun vieze fiets de winkel binnen.” “Oh, bedoel je dat ermee.” “Ja. Voor reparaties moeten ze om de hoek zijn, bij de werkplaats.” “Misschien moet je nog een bordje ophangen om uit te leggen waar de werkplaats is.” “Heb ik gedaan.” “?” “Op de deur van de werkplaats.”
Geleur
Op de terugweg zie ik het bordje der bordjes: ‘GEEN GIFTEN! GEEN GELEUR MEER AAN MIJN DEUR.’ De boodschap klinkt hard. Maar de versiering op het A4’tje maakt de boodschap bijna gezellig. “Helpt het?”, vraag ik aan de vrouw die naast de deur, zittend op haar rollator, van de voorjaarszon geniet. “Ja hoor, er komt niemand meer aan de deur.” “Handig.” “Zeker. Ik ben pas overvallen. Hier voor mijn deur. Een hele keurige man vroeg de weg en griste toen mijn ketting van mijn nek. Ik kon hem niet achterna. Ik ben al 93 hè.” “Echt?” “Ja, 93.” “U ziet er veel jonger uit. Wat is uw geheim?” “Positief blijven. En regelmatig een wijntje drinken met de buren om door te nemen wat er gebeurt in de buurt en in de wereld. Weet je hoe we dat noemen? Roddelborrelen. Ik neem afscheid. “Ellen”, stel ik me nog even voor. “Noem mij maar Co. Niet dat ge-mevrouw hoor.”
IJsbrekers
Co, ik moet dankzij onze ontmoeting de eerste zin van deze column aanpassen. In Carnisse communiceren Carnissenaren met bordjes die dienst doen als ijsbrekers. Een bordje brengt mooie gesprekken op gang. Maar alleen als je je netjes gedraagt, hè. Want anders communiceert de Carnissenaar met een keycord vol zware sleutels. Die krijg je voor je harses.