Tara Lewis
Tara Lewis Binnenland 9 apr 2018
Leestijd: 3 minuten

Tramchauffeur smeekte om sloop van ‘Het Ding’

Tramconducteur Jan van Winsen smeekte in 1960 de directie van de Bijenkorf het Naum Gabo-beeld (‘Het Ding’) te slopen. Een wonderlijke geschiedenis over hoe de verloren brief terechtkwam bij zijn zoon.

Door Tara Lewis

Toen restaurator Chris van der Meulen in de archieven van de Bijenkorf onderzoek deed voor zijn boek over het titelloze Naum Gabo-beeld vond hij een handgeschreven brief van een Rotterdamse tramchauffeur. De brief was gedateerd op 15 mei 1960 en gericht aan de directie van de Bijenkorf.

‘Mijne Heren,
Als conducteur op lijn 4, waarbij ik dagelijks tien à twaalf keer de Coolsingel passeer, is ’t altijd prettig te constateren, hoe de bevolking met ’t wel en wee van onze wereldboulevard -waarvan uw fraai gebouw zo’n voornaam deel vormt- meeleeft. Het is thans vooral plezierig de verwonderlijke uitroepen te horen wanneer de fraaie bloemversiering bij ’t raadhuis wordt gepasseerd.

Maar hoe kwellend is ’t al jaren de teleurgestelde gezichten te zien en de afkeurende (om niet te spreken van hatelijke) opmerkingen te horen als de aandacht valt op ’t stalen gevaarte, dat voor uw fraaie gebouw staat.

En juist na de brand, nu dat ,,ding” nog meer in aller aandacht staat, zijn die afkeuringen zoo snel toegenomen, dat ik tot de conclusie kwam dat ’t voor de massa een opluchting zou zijn, als ’t bouwwerk geheel zou verdwijnen. Het spijt mij dat ik al deze uitingen van onze goede Rotterdammers en vreemdelingen niet op de band kan vastleggen, want als u ’t bandje dan hoorde afdraaien, dan heb ik de stellige overtuiging dat u vandaag nog order gaf ’t gevaarte te slopen. En de reeds ingeburgerde gevleugelde tekst ,,de Bijenkorf 90 jaar vóór” zou nog meer aan krachtterm winnen.

Hoogachtend, Jan van Winsen, Volmarijnstraat 147A, Rotterdam’

Van der Meulen moest glimlachen om de mooie handgeschreven brief. ,,Zou de man nog leven, vroeg ik me af.” Een korte zoektocht bracht hem op een man met dezelfde naam en een liefde voor trams. ,,Dat bleek zijn zoon te zijn. Hij had de brief nog nooit gezien en de eerste keer dat hij hem las was dat met een brok in zijn keel.”

Pure emotie

Jan van Winsen herinnert zich het eerste telefoongesprek nog goed. ,,Hij zei: u heeft in 1960 een brief naar de Bijenkorf geschreven. Maar toen was ik 13, dus dat leek me sterk. Al snel werd me duidelijk dat het om mijn vader ging. Hij schreef namelijk graag brieven, of hij het nu ergens mee eens was of niet.” Zelf restaureert Van Winsen tegenwoordig als vrijwilliger trams in de oude tramremise aan de Kootsekade, waar onder meer de tram staat waar zijn vader op reed. ,,Dat doe ik toch een beetje voor die ouwe, hij is 47 jaar tramconducteur geweest.” Het schrijven van brieven zou Van Winsen senior tot hij door ziekte niet meer kon schrijven blijven doen. ,,Je ziet dat hij schreef vanuit pure emotie, om het sentiment van de reizigers overbrengen. Dit was in een tijd waarin iedereen op de tram met elkaar praatte, je deed niet anders.”

Ontheemd

Voor Van der Meulen symboliseert de brief hoe het beeld destijds in Rotterdam werd ontvangen. Begin 2018 komt zijn boek over het beeld uit. ,,Nu houdt iedereen van het beeld maar destijds was men gewend aan meer figuratieve kunst; mannen op paarden, mannen op stoelen. Daarnaast voelden Rotterdammers zich ontheemd in het nieuwe centrum van beton en glas. Daar kwam dit moderne beeld bij wat niet eens een naam had.”

Zegen

Er wordt volgens hem weleens over het beeld gesproken alsof we er medelijden mee moeten hebben. ,,Wat een onzin! Het is een prachtig stoer beeld, ook als niemand van het beeld zou houden. Het was stoer toen Jan van Winsen een gloeiende brief schreef in 1960 en dat is het nu ook. Ja, het is onderhoudsgevoelig en ja, het ziet er zo gaaf uit als het mooi is uitgelicht. Maar dat beeld is niet zielig. Wij zijn zielig zolang het beeld zo’n stiefmoederlijke behandeling krijgt.” Dat Jan Winsens verzoek om het beeld te slopen nooit werd ingewilligd is wat zijn zoon betreft een zegen. ,,Het hoort bij Rotterdam. En als ik er nu langsloop denk ik altijd aan mijn vader en zijn brief.”

Nieuwspeper